Een Brits initiatief laat zien dat de zakenwereld belangstelling heeft voor de katholieke sociale leer. Maar houden mooie idealen stand in tijden van crisis? Niet zonder enige institutionele druk, stelt Guido Dierickx.
In tijden van economische crisis verliezen de routines van de economische markt veel van hun krediet. Dan ontstaan er op die markt schokken die beheerd moeten worden door onderhandelingen tussen de grote economische partners en de politieke overheid. Dat biedt kansen voor de sociale leer van de kerk. Want in de strikt micro-economische logica van de markt krijgt die geen plaats, in de logica van die onderhandelingen wel.
Hoogstaande waarden leggen de basis voor het vertrouwen waaraan ons economische bestel zulke behoefte heeft
Dat is gebleken tijdens een conferentie die eind vorig jaar in Londen is samengekomen op initiatief van mgr. Vincent Nichols, de katholieke aartsbisschop van Westminster, onder de titel ‘A Blueprint for Better Business?’. Uit de Britse zakenwereld is daar veel volk opgedaagd om naar uiteenzettingen over de sociale leer van de kerk te luisteren. Die conferentie is een succes geworden. Verwonderlijk? Ook de grote medespelers in de financiële en bedrijfswereld maken zich zorgen over het morele vacuüm in hun midden. En zij hebben goede redenen om te zoeken naar gemeenschappelijke waarden om dat vacuüm op te vullen.
Niet dat economische leiders ongevoelig zouden zijn voor alle waarden. Harde vlijt en persoonlijke eerlijkheid worden door de economische bedrijvigheid op microniveau verondersteld en ook bevorderd. Daarnaast zijn er echter andere waarden die zich nu nog te weinig laten gelden en die nochtans het economische bestel eveneens ten goede zouden komen.
De sociale leer van de kerk probeert waarden ingang te doen vinden zoals het respect voor de menselijke waardigheid van alle belanghebbenden (de arbeiders en de consumenten inbegrepen), het algemeen belang, de solidariteit en nog andere. Als de economische spelers deze hoogstaande waarden naleven, en als ze allen dat van elkaar weten, wordt de basis gelegd van het wederzijdse vertrouwen waaraan ons economische bestel zulke behoefte heeft.
Hier schuilt echter een probleem. De waarden van onze sociale leer zijn goed om het feitelijke sociaaleconomische beleid te beoordelen, maar niet afdoende om het gewenste beleid tot stand te brengen. Een mooi ideaal voorhouden is één zaak, het beleid omschrijven om dit ideaal te verwezenlijken is een andere zaak.
Laat de logica van de sociaaleconomische onderhandelingen de inachtneming van waarden toe?
Wanneer er geen gewag gemaakt wordt van dat praktische beleid, zal de theorie in de oren van de beleidsvormers minder geloofwaardig klinken. Welnu, dat beleid komt vooral in tijden van crisis tot stand door onderhandelingen. Laat de logica van de sociaaleconomische onderhandelingen de inachtneming van die waarden toe? Dat is een vraag die te weinig aan bod komt in kerkelijke middens, geneigd als die zijn tot moraliseren.
Hier gaat het niet over ‘eenmalige’ maar over ‘herhaalde’ onderhandelingen. Eenmalige onderhandelingen moeten winst opleveren voor alle betrokkenen, anders zijn er verliezers die niet zullen instemmen met het voorgestelde akkoord. Die strenge voorwaarde, ‘onmiddellijke winst voor alle deelnemers’, geldt niet bij herhaalde onderhandelingen. Daar kunnen de verliezers zich troosten met de hoop op winst in latere onderhandelingen.
Zo leiden herhaalde onderhandelingen haast vanzelf tot een denken op langere termijn. Ze lijken op een goed schaakspel: een speler kan een pion opofferen om in één van de volgende zetten een pion of zelfs een toren terug te nemen. Hoe kan men de spelers ertoe brengen zich te engageren in een proces van herhaalde onderhandelingen? Het antwoord luidt dat hiervoor een zekere institutionele druk nodig is, bijvoorbeeld de dwang van de overheid.
Herhaalde onderhandelingen leiden ook tot het activeren van hogere, meer algemene waarden. Onderhandelaars moeten hun voorstellen kunnen rechtvaardigen tegen de kritiek van hun tegenspelers. Ze doen dat door te wijzen op de pragmatische voordelen ervan, maar ook door ze voor te stellen als de uiting van een hoger waardebesef, als iets dat vele, ook onbekende mensen ten goede zal komen. Zij moeten kunnen aantonen dat hun voorstellen ten dienste staan van vele particuliere belangen en vooral van het algemeen belang.
De kosten van een bereikt akkoord worden vaak afgewenteld op de afwezigen – bijvoorbeeld inwoners van verre landen
Als één firma zijn werknemers goed betaalt en de andere doen dat niet, gaat de eerste failliet. Als alle firma’s hun werknemers goed betalen, stijgt de koopkracht van de consumenten. En dat is goed voor alle firma’s.
Kortom, de waardebeleving van de onderhandelaars moet gesteund worden door de juiste institutionele druk. De overheid moet de onderhandelingen bestendigen. Dat probeert men in ‘overlegeconomieën’ zoals de onze. De overheid moet ook alle belanghebbenden bij de onderhandelingen betrekken. Anders worden de kosten van het bereikte akkoord vaak afgewenteld op de afwezigen. Bijvoorbeeld op de inwoners van verre landen die niet weten wat er gaande is.
Wie zal die institutionele druk uitoefenen? De overheden van afzonderlijke landen kunnen geen sterke druk uitoefenen op een wereldwijd economisch bestel. Een sterke EU zou dat beter kunnen. Over die politieke en institutionele kant van de zaak had de aartsbisschop wat meer kunnen zeggen. Of was dat in het huidige eurofobe Engeland niet opportuun?
Afbeelding boven dit artikel: aartsbisschop Vincent Nichols spreekt tijdens de openingsconferentie van het initiatief ‘A Blueprint for Better Business?’. Bron: www.blueprintforbusiness.org.