Hoe kunnen we de relatie met China verbeteren? “We hebben leiders nodig die niet proberen om China van alles de schuld te geven”, merkt sinoloog Jeremy Clarke op.
Onze door de corona gedomineerde wereld zal opnieuw moeten nagaan hoe we tot een betere relatie met China en de Chinese burgers kunnen komen. Het tijdperk van de “vreedzame opbloei” van China lijkt voorbij, gezien de toegenomen vijandigheid ten opzichte van China als gevolg van de pandemie.
In dat kader cultiveren Chinese organisaties hun relaties overal ter wereld door middel van de taal van vriendschap
China zal de dominante speler op het wereldtoneel blijven, wellicht samen met de Verenigde Staten, als dit land zich ontworstelt uit zijn huidige isolationisme. Uitbarstingen van president Trump, verdoezelende woorden van president Xi, dreigementen met een economische boycot door de Chinese ambassadeur in Australië en als reactie daarop het moddergooien door Australische politici tonen echter aan dat er wijdverbreide onzekerheid bestaat over de vraag hoe de relatie met China vorm moet krijgen.
Ik wil een vijftal opmerkingen maken over onze betrokkenheid bij het moderne China.
Ten eerste: voor China is officiële vriendschap een diplomatiek instrument
China’s leiders maken zeer bewuste keuzes in hun relaties met buitenlanders. De regering zoekt strategisch naar diegenen die haar van dienst kunnen zijn. In dat kader cultiveren Chinese organisaties hun relaties overal ter wereld door middel van de taal van vriendschap, maar tegelijk ook door forse donaties om zo hun invloed te vergroten. In Australië bijvoorbeeld zien we hoe de projectontwikkelaar Huang Xiangmo voornamelijk werkt ten bate van het nationale belang van China. Zijn activiteiten worden dan ook gezien als risicovol voor de nationale veiligheid.
Ten tweede: wanneer Chinese ambtenaren spreken over vriendschap, hebben ze het eigenlijk over macht.
Mensen en instanties die de officiële Chinese visies uitdragen worden geroemd als ‘vrienden van China’. Tegen de critici van China’s politiek reageren ze heftig en emotioneel, want zij “kwetsen de gevoelens van het Chinese volk”. Ze verwachten dan dat de overtredende partij energie zal steken in het herstellen van de vermeende schade; als dat niet gebeurt, volgt straf. Dit blijkt uit de recente ervaringen van Australië met de export die de Chinese havens niet uitkomt en uit de meer recente ‘dreigingen met economische dwang’ van ambassadeur Cheng Jingye.
Ze hoopt dit te bereiken door van de ene buitenlander een vijand en van de ander een vriend te maken.
Ten derde gaat het bij dit beroep op de nationale gevoelens evenzeer om het beteugelen van de dialoog binnen China als om het sturen van internationale betrekkingen.
De Chinese regering heeft de steun van haar burgers nodig. Ze hoopt dit te bereiken door van de ene buitenlander een vijand en van de ander een vriend te maken. Wanneer personen als de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Pompeo, of onbezonnen Australische politici uitspraken doen die als kleinering kunnen worden afgeschilderd, spelen zij de Chinese regering in de kaart.
Ten vierde: de meeste Chinezen willen graag buitenlanders ontmoeten en overzee studeren en reizen, maar ze zijn ook oprecht trots op hun eigen land.
Voortdurend te moeten horen dat hun regering – die intern vaak met evenveel wantrouwen wordt bejegend als elke andere regering – schuldig is aan zaken als hongersnood, massa-internering, corruptie en nu een wereldwijde pandemie, bevestigt voor hen het gelijk van de regering die steeds maar herhaalt dat “niemand van China houdt”. Zulke felle beschuldigingen kunnen het verlangen van individuele burgers om vriendschap te sluiten met buitenlanders ondermijnen, terwijl ze ook voedsel geven aan de propaganda van de regering.
Tenslotte: Chinese burgers zijn zich bewust van zowel de tekortkomingen als de grote successen van hun land.
Velen, zoals de Wuhan-artsen Li Wenliang en Ai Fen en de Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo, waren bereid hun carrière en zelfs hun leven in de waagschaal te stellen door campagne te voeren voor meer transparantie en vrijheid. Er zijn veel gewone Chinezen die dergelijke activiteiten ondersteunen en ook op hun eigen manier actie willen ondernemen.
De subtiele communicatiestrategie van de Chinese regering maakt het moeilijk om serieus over hun politiek te praten en niet te vervallen in een kinderlijk gesprek over wie deze week China’s beste vriend is. Deze opzettelijke truc van afleiding en controle moeten we doorzien. We zullen eerder onze doelstellingen bereiken als we, tegelijkertijd met het erkennen van de positieve bijdragen van het moderne China, de betrokkenheid van China in internationale organisaties blijven aanmoedigen om grotere transparantie (en globale veiligheid) te verzekeren.
We hebben leiders nodig die niet proberen om China van alles de schuld te geven
Steeds weer opnieuw moeten we benadrukken dat uitspraken over de Chinese regering geen kritiek op het Chinese volk zijn, maar juist steun voor het volk en vooral voor personen als dokter Li Wenliang. Voor deze strategie van betrokkenheid hebben we behoefte aan nationale leiders die met één stem spreken in plaats van politici die maar wat roepen. We hebben leiders nodig die niet proberen om China van alles de schuld te geven om zo hun steun bij binnenlandse kiezers te versterken, leiders die consistent opkomen voor het belang van ons allen gezamenlijk. Het doorlopend afzeiken van China (“China bashing”) zal dit belang nooit kunnen garanderen.
Dit artikel verscheen in de zomer van 2020 op Ignis webmagazine.