In het Verenigd Koninkrijk klinkt de roep om een ‘Brexit’ steeds luider. Zijn de eurosceptici daar en elders zich wel voldoende bewust van de voordelen van de EU, en de nadelen van een eventuele breuk?
Vele waarnemers en, helaas, ook vele politici onderschatten in welke mate samenwerking binnen de Europese Unie in het voordeel is van de lidstaten. De huidige discussie in Groot-Brittannië naar aanleiding van het referendum over een ‘Brexit’ zou wat meer oog mogen hebben voor die voordelen.
De EU waarborgt het vrije verkeer van arbeid, van kapitaal, van goederen en diensten binnen haar grenzen. Om die voordelen van een grote vrije binnenmarkt ten volle te benutten moet het beleid van de lidstaten sterk op elkaar afgestemd worden. Tenminste moet iedere lidstaat beleidsmaatregelen nemen die de andere niet schaden. Maar er is nog meer nodig en mogelijk. Op sommige van die maatregelen moet toezicht worden gehouden door sterke, daarvoor opgerichte supranationale en dus Europese organen. Daarmee hebben eurosceptici het moeilijk, ten onrechte.
Om banken af te remmen is een politiek gezag nodig dat verder reikt dan het nationale
De huidige toestroom van vluchtelingen en asielzoekers heeft aangetoond hoezeer louter intergouvernementele samenwerking enkel in gunstige omstandigheden afdoende kan zijn. Om de voordelen van het vrije verkeer van individuen in de EU te bewaren, moet dat beleid vervangen worden door strenge controles aan de buitengrenzen en toevertrouwd worden niet aan het goeddunken van de landen afzonderlijk maar aan een Europees agentschap dat de naam Frontex meekreeg. Daartoe dienen alle lidstaten in te stemmen met een stel voorwaarden waaronder vluchtelingen kunnen opgenomen worden in hun arbeidmarkt en in hun sociale leven.
Naast het vrij verkeer van personen binnen haar grenzen, dient de Europese Unie het vrije verkeer van kapitaal te waarborgen. Daar is het verbazingwekkend hoe een groot financieel centrum, de City van Londen, zich buiten het bereik van een Europees beleid zou willen houden maar tevens zou willen profiteren van de financiële stabiliteit die door Europese instellingen zou gehandhaafd worden.
Individuele banken zijn zonder de controle van een sterke centrale overheid geneigd tot het nemen van al te grote risico’s om hun mededingers voor te zijn. Het volstaat dat één grote bank te veel krediet toestaat en te veel schulden opbouwt om andere banken ertoe aan te zetten mee te dingen in een meer dan gewaagde gemeenschappelijke race naar de afgrond. Indien slechts één – of enkele – van de grote Londense banken, met hun wereldwijde invloed, zou meedoen aan zulk nefast spel zouden de Britse burgers vroeg of laat het gelag betalen. Om hen af te remmen is een politiek gezag nodig dat verder reikt dan het Britse.
Dat het vrije verkeer van goederen en diensten economische voordelen biedt, hoeft geen betoog. Maar dit kan enkel als politieke instituties, en in het geval van de EU, Europese supranationale instituties hiertoe de garanties bieden – en dit wordt bijzonder dikwijls zwaar onderschat. De gemeenschappelijke douanetarieven en reglementen voor de EU binnenmarkt hebben van de EU een indrukwekkende handelspartner gemaakt, en wel één die op internationale onderhandelingen kan wegen in dezelfde mate als de VS. Omdat de EU zich bij dergelijke onderhandelingen kan laten gelden als één van ’s werelds grootste in- en uitvoerders zijn ander landen graag bereid, ja verplicht, om met haar te onderhandelen en tot nieuwe samenwerkingsakkoorden te komen.
Om de mondiale economie te ondersteunen zijn sterke supranationale instellingen nuttig en nodig
Op dit ogenblik is zulke onderhandeling bezig tussen de EU en de VS (in het Engels TTIP: Transatlantic Trade and Investment Partnership). Voor de Amerikaanse onderhandelaars is de EU een volwaardige partner aan de onderhandelingstafel. Het Verenigd Koninkrijk, of om het even welke andere EU-lidstaat op haar eentje, komt voor een dergelijke status niet in aanmerking. Zo Downing Street om gelijkaardige onderhandelingen zou vragen, zouden de VS hun overmacht aanwenden om een akkoord haast eenzijdig op te leggen. Beseffen de Britse deelnemers aan het referendum dat voldoende?
Ten slotte. De enorme ‘vrije markt’ binnen de EU vereist een sterke supervisie om trust en monopolievorming te voorkomen. De Europese lidstaten hebben dan ook een mededingingsbeleid toevertrouwd aan een gespecialiseerd en onafhankelijk agentschap van de Europese Commissie. Grote quasi-monopolies zoals Microsoft, Apple, Starbucks en AB Inbev weten dat die supranationale gezagsdrager hen in de gaten houdt en hun zo nodig, in het geval van machtsmisbruik, flinke boetes zal opleggen. Dat is geen abstracte mogelijkheid, dat is al gebeurd.
Kortom, om het economische beleid in een geglobaliseerde wereld te ondersteunen zijn sterke supranationale instellingen nuttig en nodig. Dat is wat het algemeen belang vereist, ook als sommige rechtse liberalen dat niet graag horen. Weten de Britse burgers dat voldoende? En zijn wij ons daar met zijn allen voldoende van bewust?
Dirk De Bièvre is professor Internationale Politiek aan de Universiteit Antwerpen. Zie ook: website universiteit.