Lezen gelovigen de Bijbel niet erg selectief? Dat vroeg Guido Dierickx zich onlangs op Ignis af. Exegeet Wim Beuken schreef een reactie in twee delen. Hoe overbruggen we de kloof tussen de Bijbelse schrijvers en onszelf?
De Bijbel is in de loop van vele eeuwen ontstaan en de denkwereld die zich daarin heeft ontwikkeld, is voor mensen vandaag de dag niet zo maar toegankelijk. Ons begrip voor de samenhang van de religieuze en morele voorstellingen in de Schrift is beperkt.
Wat is bijvoorbeeld de achtergrond van het verhaal over God, die Abraham vraagt zijn zoon te offeren (Gn. 22), of dat over de Mensenzoon, die mensen indeelt in schapen en bokken (Mt. 25)? Gaf het toen geen aanstoot dat God menselijk leven inzet om gelovigen te beproeven? Accepteerde men in de jonge kerk voetstoots dat de Mensenzoon een simpel oordeel over de mensheid velt, terwijl goed en kwaad zo ingewikkeld met elkaar verweven zijn?
De Bijbel is traumaverwerkingsliteratuur
Het is een feit dat de oud-oosterse en de modern-westerse tijd antropologisch en kosmologisch sterk verschillen. Daarom lijkt het sommigen beter ons niet te bekommeren om wat de Schrift ons wil ‘leren’. Laten we liever haar taal en beelden gebruiken voor onze eigen zingeving van het menselijke bestaan, desnoods in contrast tot de Schrift. Die kan als steengroeve dienen voor hedendaagse monumenten van menselijke cultuur.
Hoe overbruggen we de kloof tussen ons en Bijbelse schrijvers? Daarvoor moeten we aandacht hebben voor drie zaken:
Deze drie invalshoeken openen zicht op de interne kritiek die in Israël zelf op gang is gekomen en in de Schrift neerslag heeft gevonden. Allerlei voorstellingen van God (“Wil en kan hij zijn volk trouw zijn? Wat houdt het nieuwe verbond in?”) en allerlei morele vragen (“Waarom is er lijden? Brengt een rechtvaardig leven geluk?”) zijn in de eigen bezinning aan bod gekomen. Dit gebeurde niet in abstracte termen, maar in de taalsoort van verschillende overleveringen (verhalen, cultus en recht, profetisme en wijsheid). Eén samenvattend document is er niet: de interne doordenking is in overkoepelende tekstlagen en structuren te vinden.
Onze voorouders in het geloof zijn meer dan zwijgende mummies
Uiteraard hoort men in reactie op deze schets dikwijls de opmerking: “Mensen van nu missen de tijd en de scholing om de Schrift zo te lezen.” Deze moeilijkheid valt niet te ontkennen, en zij vormt een ware uitdaging. Toch steunt alle begrip voor de Bijbel op diepergravende lezing zonder vooroordelen. De ene tekst mag best in strijd zijn met een andere: Gods woord ligt ingebed in de gelovige uitwisseling binnen Israël.
Er valt een kentering waar te nemen in de aandacht voor ‘de drie dimensies’ van de Schrift, zowel van niet-confessionele als van confessionele zijde. Men spreekt graag van ‘a turn to space, time and person’. De Bijbelse schrijvers beleefden de samenhang van de kosmos en het menselijke leven anders dan wij. Het heet nu een zaak van ethiek dat wij hun wereldbeeld in hun context ernstig nemen, alvorens dat tegenover hedendaagse voorstellingen af te zetten en dan misschien af te wijzen. Wij weten zeker dat de aarde om de zon draait en niet omgekeerd, maar dat betekent niet dat ons idee van God zuiverder is en onze moraal hoger staat. Waar wereldbeelden als vreemd ervaren worden, past bescheidenheid en geen ‘kolonialisme’.
Men kan een theologische grond hieraan toevoegen. De Schrift gaat in haar tijdgebonden verwoording terug op “de grote wolk van getuigen rondom ons” (Hebr. 12:1). Onze voorouders in het geloof zijn meer dan zwijgende mummies. In het levende woord van God spreken zij tot ons, mét hun evoluerende denkmodellen. Er bestaat geen formule om hun boodschap te isoleren van hun verwoording. “Het woord is mens geworden.” (Joh. 1:14).
Wim Beuken SJ is emeritus hoogleraar Oude Testament van de Katholieke Universiteit Leuven. Daarvoor doceerde hij in Amsterdam en Nijmegen.