
Komen de geboden van God of zijn ze uitingen van gezond menselijk verstand om niet te doen wat slecht is voor je welbevinden? Guido Dierickx sj reflecteert op de wetten uit de Bijbel.
Wie de Bijbel in zijn geheel leest, ook boeken zoals Numeri en Leviticus, kan niet anders dan versteld staan: zo veel wetten en voorschriften die aan het gelovige volk worden opgelegd. En dat door God zelf, zo wordt te verstaan gegeven. Immers, heeft Jahweh zijn wet niet in stenen tafelen gegrift op de berg Sinaï? Of heeft Hij zijn wil niet op een andere manier duidelijk laten kennen? Maar dit is een erg antropomorfe voorstelling van Gods “wetgeving” waarbij God menselijke word gemaakt. Die wordt nog altijd door vele gelovigen gehuldigd. Volgens fundamentalisten is de geldigheid van al deze geboden niet betwistbaar, ook al lijken ze voor anderen op het eerste gezicht overbodig en willekeurig. Want zo heeft Jahweh het nu eenmaal gewild. “Dieu le veult” (God wil het) was de leuze van de kruisvaarders. Een gevaarlijke leuze, dat weten we ondertussen.
Andere lezers van de Bijbel zijn minder geneigd om aan die voorschriften en geboden een goddelijk statuut toe te kennen. Velen willen de antropomorfe voorstelling van de godheid en van zijn goddelijke wil uitschakelen. Voor hen zijn de geboden mensenwerk. Zij zijn ontstaan omwille van hun praktisch nut voor het menselijk samenleven of om de identiteit van het eigen volk in de verf te zetten. Om ze waarde toe te kennen is geen beroep op een goddelijke wilsbeschikking nodig. Ligt het niet voor de hand liegen en bedriegen als immoreel te veroordelen? Zulk gebod/verbod is nuttig voor de kwaliteit van het menselijk samenleven want dan kunnen de leden van een gemeenschap elkaar vertrouwen. Geen goddelijke geboden dus, wel seculiere geboden die soms achteraf een sacraal vernis hebben gekregen door ze in te lijsten in heilige boeken. Dankzij deze desacralisering kunnen de geboden en verboden in de menselijke samenleving betwist en hervormd worden. Zo herovert de mens zijn autonomie op de heteronomie die gepredikt werd in heilige boeken.
Als er teveel van dergelijke ‘vrijbuiters’ in een bevolking voorkomen, dreigt er chaos.
Maar deze desacralisering van de morele wetten stoot op een niet geringe moeilijkheid. Morele wetten moeten gezag genieten. Zodat niemand, of althans slechts weinigen, ze wil ontwijken of afwijzen. Immers, waar er slimmeriken zijn die anderen bestelen terwijl zij zelf geen dieven hoeven te vrezen, en er te veel van dergelijke “vrijbuiters” in een bevolking voorkomen, dreigt er chaos. Als enkele passagiers op de tram geen ticket betalen, en anderen hun voorbeeld beginnen te volgen, rijden er weldra geen trams meer. Voor dit probleem worden door politieke denkers twee oplossingen voorgesteld. Ofwel treedt er een gezaghebber op die afschrikwekkende straffen uitvaardigt. Ofwel treden er opvoeders op die hun medemensen het nodige morele bewustzijn inprenten. Maar dit laatste is gemakkelijker gezegd dan gedaan, zeker in grootschalige, anonieme samenlevingen.
Wellicht blijft daarom een behoefte bestaan aan wetten en geboden die een beroep doen op meer dan een louter seculier gezag. Dat veronderstelt dat mensen dan toch gevoelig zijn voor iets zoals een goddelijke wil achter sommige morele geboden. Maar waar vinden we geboden die terecht goddelijk genoemd mogen worden? Die zijn niet gemakkelijk te vinden, ook niet in de Bijbel. Daar wordt vaak melding gemaakt van het gebod op de sabbatsrust. Dat was van goddelijke oorsprong voor de joodse gelovigen van toen (en van nu). Vanuit een seculier perspectief zien wij er enkel een lovenswaardige poging in om iedereen enige rust te gunnen in een arbeidzaam leven. Voor ons is het een menselijk en geen goddelijk gebod. Het behoort tot de voorschriften die betwistbaar zijn en die wij kunnen vervangen door andere geboden die eveneens de kwaliteit van het samenleven op het oog hebben.
Overmatige rijkdom maakt mensen blind en doof voor sporen van Gods aanwezigheid
Daarnaast worden echter in de evangelies ook geboden voorgehouden die kunnen gelden als “goddelijk” zonder daarbij toe te geven aan een al te antropomorf godsbeeld. Waarom wordt de overmatige rijkdom in de evangelies streng veroordeeld? Niet enkel omdat die, en de ongelijkheid die ermee gepaard gaat, sociale onrust zou veroorzaken. Maar ook, en vooral, omdat die mensen blind en doof maakt voor de sporen van Gods aanwezigheid. Die sporen zijn te ontdekken in de wonderen van de schepping en op de eerste plaats in het gelaat van de medemens (om met Lévinas te spreken), ook in het gelaat van de arme medemens. Overmatige rijkdom verhindert, zoals alle verslavingen, de menselijke ontmoeting met God. Daartegen wordt een streng, een goddelijk verbod uitgesproken. Dat wil ingaan tegen alles waarmee mensen zich afschermen tegen Gods aanwezigheid. Wordt dit bedoeld waar in de evangelies sprake is van “de zonde tegen de Geest”? Die wordt onvergeeflijk genoemd. Die tast immers de kwaliteit van de geloofsbeleving aan. En tevens ook de kwaliteit van het menselijk samenleven. Het is goed dit laatste niet onvermeld te laten.
Foto door Tingey Injury Law Firm via Unsplash