Mark Logtenberg bestudeert aan de universiteit in Toronto het Midden-Oosten en de islam. Maar waarom zou je dat, als westerse christen, eigenlijk doen?
‘Jij bent toch christen, waarom studeer je dan de islam? Waarom… Waarom?’ Dit is maar een voorbeeld van een vraag die ik regelmatig krijg. Ik ben katholiek, religieus, een jezuïet nota bene, en aan de universiteit in Toronto bestudeer in het Midden-Oosten.
Deze waaromvraag berust, bewust of onbewust, op een discussie die zich al langere tijd voordoet binnen de studies naar het Midden-Oosten en de islam. Sinds de publicatie van Edward Saïd’s boek Orientalism in 1978 is de vraag ‘waarom?’ van belang. Saïd stelt namelijk dat de studie omtrent het Midden-Oosten traditioneel gezien gebaseerd is op een ongelijke relatie van macht. In andere woorden: het Westen verdiept zich in het Oosten zodat zij deze regio kan domineren voor eigen gewin. Kennis wordt secundair aan overheersing.
Saïd verdiept zijn punt door te stellen dat de islam gemystificeerd, gesimplificeerd, en geobjectiveerd wordt. Dit fenomeen was aanwezig in academica, literatuur en in de kunsten. Een voorbeeld hiervan zien we in Jean-León Gérôme’s schilderij Le charmeur de serpents (de slangenbezweerder) uit 1880.
Het beeld dat Gérôme schetst, is uitermate romantisch. Oudere mannen in exotische kleding, rauwe seksualiteit en vreemde dieren tegen een achtergrond van prachtige, azuurblauwe, Arabisch inscripties. Al deze elementen creëren een beeld van de islamitische wereld als iets exotisch, iets mystieks, iets niet-westers. Jean-León Gérôme schildert voor een westers publiek en spreekt haar verbeelding aan. Maar uiteindelijk is dit projectie, een beeld dat niet overeenkomt met de werkelijkheid.
Net zoals dit schilderij het Midden-Oosten weergeeft als iets exotisch en vreemds, zo kan dat ook gebeuren met de islam. Islam en het christendom hebben gemeen dat ze beide een ideologie van eenheid nastreven, maar het in de praktijk niet zijn. Het christendom is onderverdeeld in een vele kleinere gemeenschappen met elk hun specifiek religieuze ervaring. Zo is dat ook in de islam. Binnen deze religie bestaat een overweldigende pluraliteit aan ervaringen, geschiedenis en cultuur. Het begrip van deze complexiteit ontbreekt vaak. Dat is waar Saïd aan refereert.
Die veelzijdigheid is het object van mijn studie
Gérôme’s schilderij dateert uit de late negentiende eeuw. Een tijd waarin het Westen grote delen van het Midden-Oosten koloniseert. De lokale cultuur, in dit geval de islamitische, werd vaak als barbaars en achterhaald beschouwd. De westerse cultuur diende als ideaal. De wijze waarop bepaald werd hoe vooruitstrevend deze gekoloniseerde landen waren werd beoordeeld op de mate waarin ze westerse cultuur overnamen.
Sinds Saïd’s werk is er meer oog voor de veelzijdigheid die de interactie tussen een modern en seculier Westen en een gekoloniseerd oosten met zich meebrengt. Die veelzijdigheid is het object van mijn studie. De studie is geen poging tot overheersing, maar eerder een onderzoek naar hoe verschillende mensen binnen de islam en het Midden-Oosten een antwoord proberen te geven op het seculiere Westen, specifiek aan hun eigen context.