In Nieuw-Zeeland spelen het geloof en de cultuur van de Maori’s een belangrijke rol in het openbare leven. Dat zette Australiër Andrew Hamilton aan het denken. Meer aanwezigheid van het religieuze zou zijn land verder helpen.
De reactie in Nieuw-Zeeland, op de moord in de moskeeën in Christchurch, heeft veel Australiërs de ogen geopend voor de wijsheid die daaruit sprak. Vooral vanwege de rol die daarin was weggelegd voor de traditionele religieuze cultuur van de Maori, de oorspronkelijke bevolking van het land. In Nieuw-Zeeland bevatten openbare evenementen altijd traditionele Maori zegeningen. Van iedereen wordt dan verwacht dat ze zich bij de Maori aansluiten. Deze religieuze dimensie vereist dat Nieuw-Zeelanders thuis zijn in zowel een seculiere als een religieuze cultuur, en vertrouwd zijn met de symbolen en talen die erbij horen.
Deelname aan religieuze rituelen is altijd een zaak van vrije keuze
Dit staat in schril contrast met onze cultuur in Australië, waar het openbare leven volledig seculier is, dankbaar geëmancipeerd uit een tijd dat het christelijk geloof en de christelijke moraal nog in de wet waren verankerd.
De Australische relatie tussen religie en publieke cultuur, wordt getekend door de zorg om publieke en religieuze taal volledig te scheiden. Deelname aan religieuze rituelen is altijd een zaak van vrije keuze.
Dit kader bepaalt ook de handelwijze van religieuze maatschappelijke organisaties, die bijna allemaal mensen in dienst hebben die hun geloof niet delen. Dit geldt ook voor de maatschappelijke hulporganisaties van de Sociëteit van Jezus. In hun activiteiten kunnen zij een beroep doen op de religieuze traditie die hun sociale waarden en activiteiten draagt. Van hun medewerkers mogen ze verwachten dat zij die waarden delen. Maar ze kunnen niet eisen dat hun medewerkers het geloof, dat aan deze waarden ten grondslag ligt, onderschrijft.
Als de waarden en de traditie die het werk bepalen worden doorgegeven, zal een organisatie deze zo vertalen dat ze toegankelijk zijn voor alle deelnemers en medewerkers in hun projecten. Wat in werknemers wordt gezocht, is een engagement voor menselijke waarden, met een openheid voor de religieuze traditie die zij al dan niet zelf beleven.
Deze manier van werken is effectief zolang de waarden van de organisatie door allen gedeeld worden en gezien worden als een uitvloeisel van haar religieuze traditie. De kernwaarde is de impliciete overtuiging dat ieder mens waardevol is en niet gebruikt mag worden als middel om iemands bredere doelen te bereiken. Deze gezamenlijke overtuiging kan echter op verschillende manieren door de medewerkers worden gegrondvest.
Sommigen van hen lijden aan een verlies van zingeving
Maar de Nieuw-Zeelandse ervaring zet ons aan het denken over de geschiktheid van deze Australische positie, met name wat betreft de begeleiding van mensen in een achterstandssituatie. Hier gaat het ook om Aboriginals, de leden van de oorspronkelijke bevolking, voor wie religie een wezenlijk bestanddeel van hun leven is. Sommigen van hen lijden aan een verlies van zingeving en proberen dat te vinden in het licht van moeilijke uitdagingen. Zij kunnen vragen oproepen die van oudsher door religies worden gesteld.
Om mensen te begeleiden bij deze existentiële vragen, moeten we in gesprek gaan. Dit betekent niet dat we antwoorden geven, maar dat we luisteren naar de diepere grond van hun vraag, zodat wij raken aan de diepte waaruit ze gesteld wordt, om pas dan woorden te vinden voor onze reactie. Dit is op verschillende vlakken een oefening in vertaling: van en naar de taal van de persoon die we begeleiden, van en naar de taal van de overtuigingen die aan onze eigen waarden ten grondslag liggen en van en naar de taal van de traditie waarin we leven. In een dergelijke vertaling zullen we vaak blind moeten vliegen.
Het voordeel van de Nieuw-Zeelandse praktijk, waarin de publieke cultuur en de religieuze cultuur van de Maori samenkomen, is de mogelijkheid die het biedt om vaardigheden te ontwikkelen in het respectvol vertalen. In Australië zijn onvoldoende middelen beschikbaar voor deze vertaling, als gevolg van de scheiding van de religieuze taal en symbolen en de seculiere cultuur. De confrontatie, maar ook de ontmoeting van culturen wordt vermeden. Deze houding vermijdt problemen, maar ze kan ook de persoonlijke betrokkenheid in andermans wereld ontmoedigen.
De sleutel tot het aangaan van deze uitdaging, is het ontwikkelen van een organisatiecultuur waarin de medewerkers zich aangemoedigd voelen om samen te spreken over de diepere vragen die het geloof aan de orde stelt. Dit gaat in tegen de huidige Australische cultuur, waarin over deze zaken op het werk niet gesproken wordt, omdat ze gezien worden als puur privé.
Dit niveau zou het kenmerk van een goede organisatie moeten zijn
Hierover toch in gesprek gaan vraagt om een hoog vertrouwensniveau tussen de medewerkers. Dit niveau zou echter het kenmerk van een goede organisatie moeten zijn, want het helpt ook om zelf kwetsbare mensen op een dieper niveau te begeleiden. Een open gesprek tussen de medewerkers heeft als voordeel dat de inhoud van de religieuze traditie op verkennende wijze ter sprake komt. De taal van de religieuze traditie wordt hier niet gebruikt als autoriteit, maar als een middel om andere mensen in het werk beter te kunnen helpen.
Eerder verschenen op Eureka Street. Vertaling & bewerking: Jan Peters SJ.
Andrew Hamilton SJ is een Australische jezuïet. Hij doceert theologie en kerkgeschiedenis aan de United Faculty of Theology in Melbourne. Ook is hij redacteur van het tijdschrift Eureka Street.