Ben Frie sprak met schrijver Willem Jan Otten over het boek ‘Zondagmorgen, over het missen van God’, dat Otten schreef tijdens de coronatijd toen niemand naar de mis mocht. Het gaf hem de kans een langgekoesterde droom in vervulling te laten gaan om elke week in een essay de mis al schrijvende in woorden te beleven.
Luister de podcast met Willem Jan Otten via Soundcloud
Toen we niet naar de mis mochten had ik toevallig contact met Anton de Wit waar ik een Paasstuk voor had geschreven. Toen zei ik: zal ik dan zolang de bisschoppen vinden dat we niet naar de kerk mogen, schrijven over de mis waar ik niet heen mag? Dat ben ik gaan doen in het volle vertrouwen dat het met Pinksteren – het begon met Pasen – dan weer voorbij zou zijn en dat het een soort kortdurende service was geweest van het Katholiek Nieuwsblad aan haar lezers. Tegen Pinksteren begon het me te dagen dat ik daarmee door kon gaan. Toen had het idee zich inmiddels in mijn hoofd genesteld want ik vond het heel fijn om te doen. Het werkte echt als een manier om te misvasten. Al kan dat eigenlijk natuurlijk niet, want de mis zelf is een vorm van vasten.
Kort na mijn doop in 2000 ofzo ontdekte ik dat het kerkelijk jaar zo’n geweldig kunstwerk is. Ik heb heel lang gedacht: zou ik een essay kunnen schrijven dat even lang is als het kunstwerk duurt? Dat het kerkelijk jaar volgt. Het was wekelijks en ik deed het ook echt per week. Elke week leefde ik toe naar de mis. Toen ik echt naar de mis ging, praatte ik na met vrienden of maakte aantekeningen. Nu is dat deze rubriek geworden.
Je bent vooral literator en geen theoloog. Ik lees een stukje van de achterflap waarin je de mis beschrijft.
“Elke mis is de theatrale aandachtige voltrekking van steeds dezelfde onaanvaardbare gebeurtenis die nooit helemaal te begrijpen is. Het ritueel van de dood van God in de vorm van een moord te plegen door mensen die bang en laf zijn en die om vergeving zullen vragen bij diezelfde God. Ze zijn al vergeven maar hoe leg je dat uit?”
Dit is wat de mis is. Het is een correcte definitie van een mis voor mij. Hij is geschreven uit een behoefte om iets te doen waarvan ik ook wel weet dat het niet kan. Iets steekhoudend en verklarend en als het ware interpratiefs zeggen over het geloof en waar het op neer komt. Wat de dood van Jezus en het worden als Christus voor mij betekent. Ik kan de vraag hoe zo’n zin tot stand komt niet beantwoorden, dat weet ik niet meer. De ironie van de zin is die slotformulering – maar hoe leg ik dat uit? Ik betrek de lezer als het ware bij het spel van: we praten er wel over maar zolang je er woorden voor vindt, praat je er niet echt over. Dat is het interessante en moeilijke van schrijven over geloof. Daarom heeft het meer met poëzie te maken dan met theologie. Je weet als je het doet, je iets onmogelijks doet, dat het eigenlijk niet kan. Maar dat weet je met gedichtschrijven ook. Je weet dat het nooit is waarvoor je dat gedicht schreef. Datgene wat zich in je hoofd vormt zijn nou net niet die woorden die op papier komen en toch doe je het.
Ik voeg het weergeven en samenvatten in eigen woorden toe. Zoals iemand die gaat handelen op basis van dezelfde lectuur en het eigenlijk weergeeft in eigen daden zal ik maar zeggen. Je bent een bedding waar het water van geloof door komt te stromen. Door die oevers wordt het geloof even communicabel voor de duur van jouw stukje of gedachtengang.
Schrijven. De reconstructie van wat je tot geloof brengt, is notoir moeilijk. Ik dacht aan het begin: die dag, dat moment kwam ik tot geloof. En dat is geweldig om daar op terug te kunnen vallen. Maar dat is het niet. Maar je wilt het altijd wel weer begrijpen, omdat je eigenlijk niet goed door hebt wat je overkomen is. Aan het begin denk je vreemd genoeg wel dat je weet wat je overkomen is. Je wilt eigenlijk dat wat je overkomen is, de knieval, het door de bocht gaan, de godservaring herhalen als het ware. Herhalen is niet het goede woord. Doorzetten, bestendigen, vasthouden. Dat gaat maar door. Je verliest het voortdurend. Omdat je het vergeet.
Luister het hele gesprek met Willem Jan Otten via de podcast.
Foto Willem Jan Otten: Annaleen Louwes