De christelijke boodschap heeft het moeilijk in de bubbles op sociale media. Guido Dierickx vat onderzoek hierover samen en ziet waardoor dat komt.
De invoering van de boekdrukkunst heeft geleid tot een grote omwenteling, tot de aantasting van het kerkelijk gezag en tot de opkomst van het protestantisme. Immers “the medium is the message”, het medium waarmee de boodschap wordt overgebracht heeft een grote invloed op de inhoud van de boodschap. Zou thans de invoering van het internet en van de sociale media geen soortgelijke omwenteling teweegbrengen? Aan die vraag werd al heel wat onderzoek gewijd. Hier een poging tot een kort overzicht.
Een recente empirische studie wijst uit dat een druk gebruik van het internet ten koste gaat van de participatie aan de rituelen die door de institutionele kerken worden aangeboden. De tijd die aan het eerste wordt besteed wordt kennelijk niet aan het tweede besteed. Wat dikwijls maar niet altijd wil zeggen dat het gebruik van het internet de kerkelijke participatie verdringt. Het is waarschijnlijk zo dat nogal wat mensen zich tot het internet wenden wanneer het hun om allerlei, bijvoorbeeld medische, redenen onmogelijk is om zich bij de geloofsgemeenschap in de kerk te voegen. Voor die mensen is het internet niet de eerste maar wel de tweede optie. Dat weten wij in deze tijden van coronacrisis maar al te best.
Heel goed nieuws is dat echter niet.
Het iets betere nieuws is dat het gebruik van het internet niet ten koste gaat van andere dan rituele religieuze activiteiten. Internauten, ook de niet-kerkelijke, plegen nogal eens op het internet te zoeken naar religieuze boodschappen. Heel goed nieuws is dat echter niet. Wie rekent op het internet om religieuze thema’s te exploreren, vertoont de neiging om het geloofsgoed van zijn kerkgemeenschap te relativeren en aan te vullen met denkbeelden uit andere geloofstradities. “Syncretisme” placht men dat te noemen.
In meer hedendaagse termen is nu sprake van shoppen in het weelderige aanbod van de religieuze supermarkt waar het individu meer mogelijkheden vindt om zijn voorkeuren naar eigen goeddunken te bevredigen. Kan dat een “verrijking” genoemd worden? Nee, dat leidt meer tot een vervlakking dan tot een verdieping van het geloofsgoed. Tot een levensbeschouwing die uit losse elementen bestaat en die niet aanzet tot daadwerkelijke inzet.
Dat was te verwachten van dergelijke “culturele participatie”. Wie religieuze boodschappen zoekt op het internet vindt daar doorgaans wat men zelf heeft gezocht. Dat is wat anders dan in de kerk teksten te moeten beluisteren die door anderen werden gekozen en die vaak moeilijk te begrijpen zijn.
Wie zelf mag kiezen grijpt over het algemeen liever naar korte, hapklare teksten die gemakkelijk te bevatten zijn ook zonder inzicht in hun context. Zo dreigt de internaut te vervallen in een fundamentalisme van eigen makelij. In het ergste geval leert hij zwaaien met teksten die zijn afkeer (en zijn afvalligheid) legitimeren. In het beste geval houdt hij het bij een favoriete tekst, bijvoorbeeld het hooglied van de liefde uit de eerste brief aan de Korinthiërs tijdens huwelijksvieringen. Een mooie tekst, zeker, maar niet de enige.
Dat laat hen toe zich terug te trekken in een beschermde sociale ruimte, in een “bubble”
En wat mogen we verwachten van de huidige wildgroei van de sociale media? De opgroeiende jongeren worden minder dan voorheen gevormd door de opvoeding in het gezin en op school en meer dan ooit door de peergroep waarmee zij contact houden via sociale media. Het internet was een medium dat hen onderwierp aan een eenrichtingsverkeer, waarin zij meer ontvanger dan zender waren. De smartphone neemt hen op in een tweerichtingsverkeer waarin zij zowel zender als ontvanger zijn. Dat laat hen, meer nog dan vroeger, toe zich terug te trekken in een beschermde sociale ruimte, in een “bubble” met eigen gevoeligheden, denkbeelden en waarden.
Vroeger maakte men gewag van één enkele jeugdcultuur waarmee jongeren zich afzetten tegen de volwassen verantwoordelijkheden in het gezins- en beroepsleven. Thans onderscheidt men verschillende jeugdculturen. In de meeste daarvan domineert, qua levensbeschouwing, de stroming van het “moraliserend therapeutisch deïsme” (de uitdrukking komt van socioloog Christian Smith). De leden van de bubble stellen elkaar gerust met het beeld van een vage, verre godheid en met een weinig veeleisende ‘ethica’.
Het laat zich raden dat de christelijke boodschap het niet gemakkelijk heeft om daarin door te dringen. Het is waar dat mensen haast niet anders kunnen dan een onderkomen zoeken in een favoriete bubble. Maar dat belet niet dat de ene bubble beter is dan de andere.