De Duitse exegeet Gerhard Lohfink verkent in Niets aan het einde? de christelijke hoop op de verrijzenis. Gerard Wilkens las met bewondering een ‘uniek’ en ‘kostbaar’ boek.
De bekende Duitse exegeet Gerhard Lohfink gaat in deze helder geschreven studie de confrontatie aan met de seculariserende opvatting over het einde van het menselijk leven en de dood. Hij vraagt zich af of de hoop op de verrijzenis nog sterk leeft. Is deze niet moe en wordt ze niet te weinig verkondigd? Er zijn te vele pogingen van halfslachtige formuleringen om dit centrale geloofsgeheim te omschrijven.
Het is Lohfinks overtuiging dat de centrale vraag naar de christelijke hoop, gebaseerd op de verrijzenis van Christus en het daaruit voortvloeiend geloof in het eeuwige leven, gezien dient te worden als het enige alternatief voor de mening dat het leven van de mens afgesloten is met de dood. De auteur is erin geslaagd om een bijdrage van hoog theologische niveau te leveren tot een fundamentele discussie, nu in onze samenleving ieder te maken heeft met toenemende veroudering van de bevolking en met de lastenverdeling naar een komende generatie toe. De toenemende discussie over een ‘voltooid leven’ vormt een uitdaging voor een even redelijke als gelovig doordachte en doorleefde christelijke overtuiging.
Het boek is een redelijke apologetiek met andersdenkenden en tevens een overtuigende inleiding op een beter christelijk verstaan van de algemeen menselijke vraag naar het leven en de dood. Dat maakt het boek kostbaar en in zijn soort uniek in het ter sprake brengen van de aloude vraag ‘waartoe zijn we op aarde?’
Hij behandelt ideeën zoals het verder leven in het nageslacht
In een eerste gedeelte van zijn boek gaat Lohfink de ‘tussenoplossingen’ na. Hij behandelt ideeën zoals het verder leven in het nageslacht, de reïncarnatie, het opgaan in het universum, het verlangen gewoon om er niet meer te hoeven zijn. Hij wil aantonen dat dit geen echte mogelijkheden zijn voor een reëel ‘ja’ of neen’ op de pertinente vraag van de titel van zijn recentste boek Niets aan het einde? Niet alleen blijven de grote vragen van het menselijk bestaan eigenlijk onbeantwoord, maar ook de talloze mensen die onschuldig ten dode gekweld werden, krijgen nooit hun leven en eer terug. Hij geeft daarbij de achtergronden aan van die ‘tussenoplossingen’, zoals die van het boeddhisme en nog uitvoeriger die van het hindoeïsme.
In een tweede gedeelte brengt hij ter sprake waarom er in het Oude Testament in Israël zo lang geen hoop op een opstanding naar voren kwam en waarom het geloof in het verbond zo op het aardse bestaan gericht werd. Met de daarbij aansluitende vraag waarom dat ook niet geldt voor de christenen die een verrijzenis verwachten. In een aansluitend gedeelte komt de vraag naar voren of de verrijzenis van Jezus slechts een bekrachtiging is van het christelijke geloof in de opstanding of veeleer dat het geloof in de verrijzenis van Jezus het noodzakelijke uitgangspunt is voor het geloof in de opstanding. Omdat zonder die verrijzenis de opstanding van ons, mensen, niet gedacht kan worden.
Daarna volgen nog andere vragen. Wanneer begint de opstanding van mensen? Over duizenden jaren? Is een tijdstip wel voor te stellen en dienen niet alle beelden van eeuwig leven analoog te worden verstaan? Gebeurt dat leven met de Eeuwige niet nu al hier op aarde? Verrijst van de mens een abstract profiel of een heel persoonlijke biografie van vallen en opstaan? Komen we in de hemel alleen God tegen of ook allen van wie we hebben gehouden?
Het overwegend lezen van dit boek kan doen ervaren hoe bevrijdend het christelijke geloof in de opstanding van de doden is. Men kan in het Bijbelse ‘nu’ leven en elk uur van ons leven als belangrijk weten in het licht van de eeuwigheid. Altijd al verlangd en verwacht en toch nu al te proeven.
Het vraagteken in de titel verlangt hoe dan ook een antwoord
Het is een belangrijk boek van een theologisch zeer competente auteur met een benadering vanuit het kerkelijke geloof en vanuit een menselijke en christelijke levensovertuiging en wijsheid. De benadering is nieuw in de aanpak en verwoording en tegelijk ook nieuw in het stellen van vragen en antwoorden die altijd actueel en fundamenteel blijven. Het vraagteken in de titel verlangt hoe dan ook een antwoord en het antwoord roept vragen op die blijven verwonderen.