De Koran uitgelegd van Rachid Benzine brengt volgens Guido Dierickx goed enkele controversen binnen de islam aan het licht. Maar is het wel eerlijk genoeg?
Rachid Benzine is in de Franstalige wereld een gezaghebbende spreker en schrijver. Interessant: hij is een gelovige én vrijzinnige kenner van de islam. Van hem werd een recent boek door Benoit Lannoo in keurig Nederlands vertaald onder de titel De Koran uitgelegd (Amsterdam University Press/Halewijn).
Zijn centrale thema luidt dat de Koran wel als geïnspireerd moet worden beschouwd, maar niet als door een engel gedicteerd. De hemelse Koran kan immers slechts gebrekkig geopenbaard worden aan mensen in mensentaal. De aardse Koran als het letterlijke woord van God beschouwen staat gelijk aan afgoderij.
Zijn centrale thema luidt dat de Koran wel als geïnspireerd moet worden beschouwd, maar niet als door een engel gedicteerd.
Onze aardse Koran is overigens pas vele jaren na de openbaring en als resultaat van een lange mondelinge overlevering vastgelegd in een geschreven tekst. Die tekst kan niet anders dan de sporen dragen van de denkwijze van de mensen die het woord hebben overgeleverd, hoe trouw de mondelinge traditie in die tijd ook placht te zijn.
Die tekst vereist dus een kritische interpretatie die rekening houdt met de historische context. En dat geldt nog meer voor de andere heilige geschriften van de islam, voor de biografie van Mohammed en voor de overlevering van de anekdotes over zijn doen en laten, de Hadith. Die zijn van latere oorsprong en vergen nog meer oordeelkundige en relativerende interpretatie.
Christenen hebben deze methode al toegepast op hun Bijbel en zijn tot soortgelijke conclusies gekomen.
Zij mogen en moeten dus onderworpen worden aan de interne en de externe tekstkritiek van historici. In principe gaat deze ‘kritiek’ niet uit van een negatieve vooringenomenheid. In feite zal echter blijken dat de heilige teksten minder onaantastbaar zijn dan vele moslims willen geloven. Christenen hebben deze methode al toegepast op hun Bijbel en zijn tot soortgelijke conclusies gekomen, althans zo zij niet tot de fundamentalistische strekking behoren.
De interne kritiek merkt op dat het oorspronkelijke Arabisch moeilijk te verstaan en te vertalen is. De geschriften van toen maakten geen gebruik van klinkers, enkel van medeklinkers. Ze werden dan ook dikwijls fout vertaald. Meer nog: men kan er niet omheen dat vele uitspraken in de Koran niet met elkaar te rijmen zijn. Daarom nam men aan dat de latere uitspraken de eerdere opheffen. De uitspraken van Mohammed tijdens zijn verblijf in Medina overwegen op die van zijn periode in Mecca. Deze herroepingsleer wordt beschouwd als het resultaat van een voortschrijdend inzicht in het belang van de verschuivende historische en sociale context.
De externe kritiek merkt op dat de profeet in Medina verwikkeld is geraakt in militaire operaties, terwijl hij daarvoor, in Mecca, slechts verplicht werd tot een verbale strijd. Die strijd, die jihad, heeft Mohammed gevoerd zoals men die in die tribale samenleving placht te voeren. In Mecca met bitsige beschimpingen en bedreigingen, in Medina met geweld en bloedvergieten. Tot op zekere hoogte was de profeet een kind van zijn tijd. Hij was geen heilige, hij was niet de ideale woordvoerder van God, hij is schatplichtig geweest aan een bestaande religieuze traditie, ook als hij die in zekere mate hervormd heeft. Niettemin was hij een groot profeet, aldus Benzine.
Moet een profeet inzake geweldloosheid niet verder gaan dan wat in zijn historische context gebruikelijk is?
Zullen al zijn lezers daarmee vrede nemen? Mohammed heeft de gewelddadigheid van de toenmalige Arabische stammen enigszins gemilderd maar ook gebruikt, bijvoorbeeld in de oorlog tegen Mecca. Moet een profeet inzake geweldloosheid niet verder gaan dan wat in zijn historische context gebruikelijk is? Mohammed heeft het toenmalige familierecht gemilderd ten gunste van de vrouw, maar ook grotendeels overgenomen, bijvoorbeeld inzake erfrecht en polygamie. Moest een profeet ook op dit punt niet verder gaan?
Benzine gaat heikele punten niet uit de weg. De spanning tussen het profetische woord en zijn historische context staat centraal in zijn denken. Maar krijgt bij hem de historische context geen erg groot gewicht om de tekorten van het profetische woord te vergoelijken? Kan een profeet, of een kunstenaar geen boodschap brengen die ook in andere tijden goed te verstaan is? Zijn er geen kunstwerken die klassiek mogen heten, zijn er geen waarheden die als universeel en eeuwig mogen gelden? Op die discussie gaat hij niet in. Maar wel geeft zijn boek een helder beeld van belangrijke controversen in de wereld van de islam. Reeds daarom is het aan te bevelen.