Op onze wereld zijn er veel mensen die goede raad nodig hebben. Er zijn er nog veel meer die goede raad willen geven. Daar hoorde ik bij.
Vroeger vond ik het prettig en vleiend als een dwalende toerist mij in mijn stad om de juiste weg vroeg en als ik dan met ingehouden vanzelfsprekendheid die vraag mocht beantwoorden. Maar sindsdien heeft de ervaring mij geleerd dat mijn goede raad niet altijd een heel goede raad was, dat ik hem de derde straat rechts had moeten insturen en niet de tweede. Sindsdien heb ik ook geleerd dat heel weinig mensen in staat zijn om anderen de juiste weg te wijzen in duidelijke bewoordingen. Dat is een kwestie van ruimtelijk voorstellingsvermogen. Dat is ook een gevolg van de drang om een superieur weten te laten blijken. Dat is een verleiding die moeilijk te weerstaan is. Wie durft toegeven dat hij het ook niet zeker weet?
Een recent en pijnlijk voorbeeld. Wandelend door heel eenzame bossen zag ik plots, in de verre verte, een groepje wandelaars. Dat was een opluchting, ik was niet alleen op dat pad. Maar toen ik verder liep merkte ik dat die andere wandelaars ter plaatse bleven; daar was iets aan de hand. Het waren een twaalftal meisjesgidsen die niet wisten of ze naar links, naar rechts of rechtdoor moesten gaan.
Maar kan je zo’n hoopje twaalfjarigen helemaal in de rats laten?
Ik kon raden welke vervelende vraag ze me zouden stellen, een vraag die ik niet zou kunnen beantwoorden. Ik maakte een omtrekkende beweging om die te vermijden, maar het was te laat. Ze hadden in mij een wijze, ervaren streekbewoner gezien die hun de weg naar een dorp in de omgeving zou wijzen. Die kende ik niet en gaf dat meteen te kennen. Maar kan je zo’n hoopje twaalfjarigen helemaal in de rats laten? Nee toch. Zo zij het pad volgden dat ik gevolgd had, zouden zij uitkomen op een autoweg met een wegwijzer naar het dorp in kwestie. Geen heel goede raad want welke fiere meisjesgids wil haar bestemming bereiken langs een autoweg en niet via een bospad. Maar een beter advies had ik niet te bieden.
Ik zag ze aarzelen maar toen sloegen ze toch de door mij aangewezen richting in, het bos uit. Ikzelf, de “ervaren wandelaar”, trok verder het bos in. Op de terugweg, een uur later, trof ik die meisjesgidsen opnieuw aan, op vijfhonderd meter van de autoweg. Ze stonden niet meer rechtop, ze zaten en lagen ontmoedigd op het kruispunt van twee paden. Ze hadden ontdekt dat dit het punt was waar zij door hun leiders gedropt en vanwaar zij vertrokken waren.
Mijn goede raad was geen echt goede raad geweest. Nu zouden hun leiders hen met de wagen moeten komen ophalen. Terug in het kamp zouden zij met nauwelijks onderdrukte spot onthaald worden door de andere meisjesgidsen. En dan zou blijken dat hun opdracht eigenlijk in het geheel niet moeilijk was geweest. Waar zij rechtsomkeer hadden gemaakt, hadden zij gewoon rechtdoor moeten lopen. Het dorp lag dan nog een boogscheut ver. Dat kon je duidelijk lezen op de stafkaart die zij niet bij zich hadden. Zij hadden vertrouwd op de goede raad van een medewandelaar die ook geen stafkaart bij zich had.
Uit dit ene pijnlijke voorval is een les te trekken. Vele mensen geven graag, al te graag, “goede raad”. Als die steeds meer vermenigvuldigd en ook steeds meer beschaamd wordt, wordt het vertrouwen in de samenleving steeds meer aangetast. Is het dat wat wij nu zien gebeuren?
Ook geen goede raad te verwachten op de veel moeilijkere paden van het mensenleven
PS. Gelukkig had ik die jongelui niet verteld dat ik een geestelijke was die verbleef in de nabije abdij. Anders hadden zij zich gesterkt kunnen voelen in de nu al sterk verspreide mening dat er van dat soort mensen niet veel goede raad te verwachten valt, niet op de bospaden van de Ardennen en, bij uitbreiding, ook niet op de veel moeilijkere paden van het mensenleven.