Myrjam bakt en kookt niet meer nu haar man en kinderen niet meer bij haar in huis wonen. Waarom zou ze zoveel moeite doen voor zichzelf?
Ik ben dol op koken en bakken. Al vanaf de tienerjaren is het een van mijn grootste genoegens om op zaterdagmiddag de keuken in te duiken. Niets zo heerlijk als een cake bakken met twee kleuren of mijn favoriete havermouttaart – lekker én gemakkelijk. Het hele huis ruikt dan naar gebak en gezelligheid.
Koken voor mijzelf deed ik eigenlijk al niet meer.
En dan een voor een de kinderen de keuken in te zien trippelen, die een blik werpen onder de taartstolp om te zien wat er nu weer te smikkelen zal zijn. Heerlijk. En met koken net zo. Hoe moe ik ook van het werk thuis kwam, koken voor mijn gezin gaf altijd energie. Het wankele evenwicht vinden tussen lekkere en toch ook gezonde maaltijden, soms eens wat zottere dingen koken, zalig gewoon.
Des te meer verbaasde het me dat dat hele genoegen wegviel in de tijd dat ik alleen doorbracht. Koken voor mijzelf deed ik eigenlijk al niet meer. Of dan alleen nog een quiche, een gemakkelijke manier om wat groenten en vis binnen te krijgen; een keer bakken, drie avonden van eten. Of een eenvoudige wrap, of soep natuurlijk, ook altijd een makkelijke oplossing om toch iets goeds binnen te krijgen.
Bakken gebeurde al helemaal niet. Stel je voor, in je eentje eet je je aan zo’n taart alleen maar dik, wat het ellendige gevoel alleen maar versterkt. Of nog erger, tegen het einde van de week gooi je een beschimmelde halve taart weg.
Net zoals bij het opruimen van de tuin, het opplooien van de was en het dweilen van de vloer, overviel me telkens opnieuw de vraag wat voor zin het eigenlijk had om te bakken. Ik heb me nooit afgevraagd wat de zin van kokerellen was; het was gezellig, lekker, leuk en daarmee uit. Toen ik alleen was kon ik enkel maar stilstaan bij het volstrekt zinloze van de dagelijkse handelingen als ze niet gedaan werden voor andere mensen die je graag zien.
Ik kon het niet, ik kan het niet: alleen zijn.
Nu vind ik dat een rare invalshoek. Waarom zou ik zelf niet genoeg waard zijn om voor te koken of op te ruimen? Er is toch geen andere persoon nodig om mijn leven zin en waarde te geven?
En toch… hoezeer ik me ook verzette tegen dat idee, het bleek wel te kloppen. Ik kon het niet, ik kan het niet: alleen zijn.
Zouden de scheppingsverhalen, waarin nooit een mens op zijn blote eentje op de wereld wordt gezet maar altijd in een koppel, dan toch een fundamentele boodschap hebben? Is de mens in wezen niet gemaakt om alleen te zijn? Klopt het wat psychiater Anna Terruwe betoogde, dat een mens een ander nodig heeft om tot floreren te komen, dat we elkaars bevestiging altijd nodig hebben?
Ik weet nog altijd niet hoe het werkt, alleen zijn of met tweeën, maar toen die God van ons zijn mensheid droomde, wist hij blijkbaar wel waar hij mee bezig was.