We zien onszelf graag als onafhankelijk, zelfstandig. Toch willen we ook graag ergens bij horen. Hoe om te gaan met die spanning tussen individu en gemeenschap?
In de interviewrubriek ‘De Tien Geboden’ in dagblad Trouw kwam onlangs Ancilla Tilia van de Leest aan het woord, lijsttrekker van de Piratenpartij bij de komende verkiezingen. Zij zei:
Ik ben geen groepsdier. Ik zie wat de meerwaarde is van rituelen, van het samenkomen van gelijkgestemden, maar ik heb geen behoefte aan het keurslijf van georganiseerde religie. Voor mij is autonomie, autonoom denken, altijd erg belangrijk geweest.
Zij staat in haar hang naar individualisme niet alleen. De hele menselijke geschiedenis tot nu toe kan zelfs worden gezien als de geleidelijke bevrijding van het individu uit de levensnoodzakelijke en alles beheersende gemeenschap. Alle grote uitvindingen, die er op gericht waren het leven voor mensen te vergemakkelijken, waren een bijdrage tot deze bevrijding. Of het nu gaat over mobiliteit, communicatie, technische hulpmiddelen of medische mogelijkheden, het draagt allemaal bij, bedoeld of onbedoeld, tot de verzelfstandiging van het individu.
Ook het wegtrekken uit de klassieke kerken, dat veelal wordt geduid als een verwerpen van het instituut, zou je kunnen interpreteren als een bevrijding uit een natuurnoodzakelijke gemeenschap, een groep waarin ik word geboren en door opvoeding dieper wordt ingevoerd. Hele volksstammen bevrijden zich daaruit en zijn op zoek naar hun eigen individuele invulling van geloven.
Waar zijn die bevrijdde en goed opgeleide individuen nu naar op zoek?
Maar als individu bestaan in een voortrazende wereld is een eenzaam avontuur. Veruit de meeste mensen houden niet van eenzaamheid. We zijn ten diepste sociale wezens. We hebben een tijd achter ons waarin al die individuen zich trachtten te wapenen tegen die nieuwe wijze van bestaan door steeds meer en steeds andere, nieuwere cursussen te volgen, lezingen te horen, workshops te doorlopen. Dat beantwoordde zeker aan een behoefte en heeft velen goed gedaan. Maar die formule lijkt uitgebloeid en cursuscentra hebben het moeilijk. Waar zijn die bevrijdde en goed opgeleide individuen nu naar op zoek?
Steeds vaker beluister ik het verlangen ergens bij te horen, deel uit te maken van een relevante groep, heimwee naar gemeenschap. Op zoek naar groepsbinding, maar dan geen groep waartoe ik mezelf veroordeel, geen levensnoodzakelijke groep. Nee, een groep die ik zelf vrij heb gekozen, omdat ik voel dat ze bij mij past.
De vraag “Wat levert dit mij op?” bepaalt veelal of en in welke mate ik mij engageer
De nieuwe groepen zijn zelfgekozen. Ik vind er mijn soort mensen, mijn idealen, mijn hobby’s, gelijkgezinden. Ze zijn ook per definitie tijdelijk. Ik bind mij zolang deze groep mijn behoeften vervult. Ik engageer me in de mate die mij uitkomt. “Wat heb ik er aan?” of “Wat levert dit mij op?” zijn veelal vragen die bepalen of en in welke mate ik mij engageer, of het moment waarop ik ook weer afhaak.
Ik zie Ancilla Tilia van de Leest als een typische vertegenwoordigster van de goed opgeleide, zelfstandige, vooruitstrevende, sterke individuen, zoekend naar een gemeenschap van gelijkgestemden. Maar in haar beschrijving van zichzelf is de spanning tussen individu en gemeenschap weer volop aanwezig. Want ieder toebehoren tot een gemeenschap vereist het inleveren van minstens een deel van je autonomie.
Mijn persoonlijke ervaring is dat hoe meer ik het aandurf mijn autonomie op de spaarbrander te zetten om vrij te zijn voor de gemeenschap, des te rijker ik mezelf ervaar en vervuld in mijn individualiteit.