Voor welke uitdaging stelt de huidige vluchtelingencrisis ons, christenen in een welvaartsstaat, volgelingen van een vluchtelingenkind?
Sta op, neem het kind en zijn moeder en vlucht naar Egypte.
Blijf daar tot ik u waarschuw, want Herodes staat het kind naar het leven.
(Mattheüs 2:13)
Toen in de zomer van 1994 miljoenen Hutu-Rwandezen op amper een paar weken tijd de Congolese Kivu-provincies binnenstroomden, gaf een medebroeder die in de kampen werkzaam was mij Een vluchtelingenkind te lezen. Het boekje was een tweegesprek tussen een protestantse en een joodse theoloog over het kerstverhaal. (Helmut Gollwitzer en Pinchas Lapide, Een vluchtelingenkind. Gedachten over Lucas 2, Ten Have, 1984)
In onze onverbeterlijke neiging om wat ons stoort in Jezus en het evangelie weg te cijferen, hebben we ook van de kindsheidverhalen eerder zoete koek gemaakt. Bij de lezing van Een vluchtelingenkind werd ik er echter brutaal aan herinnerd in welke wereld de Jezus werd geboren waarvan ik volgeling beweer te zijn; in welke wereld onze God is mens geworden.
Ik kan niet naar de schrijnende beelden kijken zonder eraan te denken dat ik een volgeling ben van dat vluchtelingenkind
Niet alleen kwam hij ter wereld in een stal omdat aan Jozef en Maria, een hoogzwangere vrouw, de toegang tot de herberg was ontzegd. Ook moesten zij naar een ander land vluchten om het kind te redden uit de greep van kindermoordende soldaten, uitgezonden door een man die koste wat kost aan de macht wou blijven.
Is er vandaag iets veranderd? Ik kan niet naar de schrijnende beelden kijken die we op televisie te zien krijgen zonder eraan te denken dat ik een volgeling ben van dat vluchtelingenkind uit het kindsheidevangelie; een kind geboren ‘op verplaatsing’, kind van ‘displaced persons’, van ‘personas deplazadas’, zoals er vandaag de dag enkele tientallen miljoenen zijn, binnen en buiten de grenzen van hun thuisland.
Terwijl ik mij daarover aan het bezinnen was kreeg ik een tekst van Jesaja te horen:
Spreek tot allen die de moed verloren hebben: vat moed, uw God komt wraak nemen!
(Jes. 35:4-7a)
Is onze God dan een wraakzuchtige God? Wel ja! Maar Jesaja maakt duidelijk hoe en waarop Hij komt wraak nemen. Hij doet de blinden zien en de doven horen; hij doet wie verlamd is opstaan en wie met stomheid is geslagen doet hij spreken.
De man, geboren op verplaatsing, het vluchtelingenkind van Jozef en Maria, heeft daarvan in de synagoge van Nazareth zijn programmaverklaring gemaakt. En ze hebben hem eruit gegooid… (Lukas 4:16-30)
Ik mag niet blind, lam of stom zijn
Gaan wij er Hem ook uitgooien door niet te willen zien of horen? Door onze grenzen te sluiten, of te spreken zoals zij die in de Jakobusbrief naar de rijken opkijken (of zelf rijk zijn), tot de armen spreken: “Blijf daar maar staan”, of “Ga hier op de grond zitten”? (Jakobus 2:1-5) Of misschien, om het gedurfd naar onze actualiteit te brengen: “Ga maar weer terug naar uw land van herkomst want jullie brengen onze veiligheid en ons voordelig sociaal stelsel – dat we nota bene met onze belastingen betalen – in het gedrang”?
De huidige vluchtelingencrisis is voor de christen die ik ben in een West-Europese welvaartsstaat, een niet te onderschatten uitdaging. Ik mag niet blind, lam of stom zijn. Ik moet de harde realiteit onder ogen durven nemen, uitkijken hoe ik in dergelijke tragische omstandigheden, als volgeling van het vluchtelingenkind, broeder of zuster kan zijn, ook van een andersgelovige vreemdeling. Ook als ik er ongelegen door overrompeld word. Ook als het een beetje ten koste van mijn welzijn moet, en zelfs van mijn eigen veiligheid.