Sanneke Brouwers is aalmoezenier in het leger. Ze ziet dat in Nederland het leger weer belangrijk gevonden wordt. Maar brengt dat ons ook dichterbij vrede?
Nederland is geen land met een sterke militaire cultuur zoals de Angelsaksische landen. Daar staan militairen in hoog aanzien en kunnen veteranen op waardering rekenen met de woorden: “Thank you for your service”. In Nederland is dat van oudsher anders en zegt men: “het leger moet leger”. Want zonder militairen zou de oorlog vanzelf ophouden. Als de Nederlandse krijgsmacht wel werd ingezet, opereerden militairen zo laag mogelijk in het geweldsspectrum. Met als dramatisch dieptepunt de genocide van Srebrenica en als belangrijk wapenfeit de internationaal geroemde ‘Dutch Approach’ in Afghanistan, waarbij de nadruk niet lag op het gevecht, maar op diplomatieke contacten en wederopbouw.
Militairen kunnen meer dan schoenen poetsen en hulzen tellen
De opinie ten aanzien van het militaire apparaat is nu veranderd. Generaals en militair deskundigen zitten bijna dagelijks aan de talkshowtafels. Bekende Nederlanders laten zich op TV afbeulen door een drillsergeant. Burgers gaan ’s avonds het park in voor een stevig uurtje urban bootcamp. Ervaringsverhalen van militairen en veteranen vullen ook de bladen van de linkse media. Militairen kunnen meer dan schoenen poetsen en hulzen tellen. Ze worden gezien als deskundigen, bijvoorbeeld op het terrein van mentale en fysieke training.
Betekent dit dat Nederland militariseert? Dat denk ik toch niet. Want bovenstaande trends hebben weinig te maken met dienstbaarheid aan het vaderland en dragen ook al niet veel bij aan de voorbereiding op een noodscenario. Erasmus waarschuwde ons vijfhonderd jaar geleden al: “Zoet is de oorlog voor wie hem niet heeft gesmaakt” (“Dulce bellum inexpertis”). In de TV-programma’s waarin mensen een militaire training ondergaan, heeft dit als doel om grenzen te verleggen en jezelf tegen te komen. Iedereen die een militaire training heeft gehad, weet dat je zelf je grootste vijand bent. Maar het grote verschil tussen de programma’s en de werkelijkheid, is dat een militaire training niet gericht is op het individu, integendeel. Een militair moet leren zichzelf weg te cijferen voor het belang van de groep en het land.
De relevantie van het leger is afhankelijk van de ervaren dreiging, zegt de militair socioloog Charles Moskos. Dat de krijgsmacht meer maatschappelijke belangstelling krijgt en er ook meer geld naar defensie gaat, betekent niet automatisch dat het feest is. Er is ervaring van onveiligheid. Het leger is niet langer een luxe dat kan worden ingezet bij een parade, voor het vullen van zandzakken, of aan wie je de opvoeding van ongedisciplineerde pubers kunt uitbesteden. De krijgsmacht wordt weer belangrijk gevonden. In slaap gesust door tachtig jaar ‘gratis’ vrede, wordt nu de rekening gepresenteerd. Defensie wordt afgestoft en opgetopt. Maar ook al is woodland en bootcamp in de mode, het zorgt nog niet voor lange rijen bij de aanmeldbureaus. Defensie doet er alles aan om de drempel naar de kazerne te verlagen. Het is niet langer de plek voor de uitverkorenen die ‘geschikt’ worden bevonden, maar er is plek voor een hele generatie D met ‘skills voor het leven’.
Van te veel over oorlog praten, krijg ik een bittere smaak in mijn mond
De vraag is alleen of de wereld veiliger wordt met meer wapens. Is het militaire antwoord op de Europese instabiliteit het enige wat we hebben? Het spreekwoord zegt: “Als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog”. Maar van te veel over oorlog praten, krijg ik een bittere smaak in mijn mond. Vooral omdat ik denk aan de verhalen van veteranen die er wel aan geproefd hebben. Zij plukken vaak levenslang te wrange vruchten van hun oorlogservaring. Daarom wil ik vooral over vrede blijven spreken. Die kunnen we immers ook voorbereiden.
En daarin kan de militaire training ons helpen. Door te ervaren dat het belang van één persoon nooit boven de groep mag gaan. De can-do mentaliteit waarbij ‘kan niet’ op het kerkhof ligt en ‘wil niet’ ernaast. Dat kameraadschap betekent dat je voor elkaar door het vuur gaat, ook wanneer kameraden totaal verschillend zijn. Dat je een basis van spullen en voeding hebt om voor jezelf te zorgen, zodat je daarna voor een ander kunt zorgen.
Klimaatverandering is misschien wel de grootste bedreiging van de veiligheid
Dat kan door ons niet terug te trekken achter streng bewaakte grenzen, maar ons bijvoorbeeld aan te sluiten bij een vredesorganisatie zoals PAX die al sinds de Tweede Wereldoorlog aan internationale netwerken bouwt om te streven naar het opbouwen van duurzame vrede. In de huidige tijd zijn deze contacten met partners over de hele wereld belangrijker dan ooit. Jongeren kunnen hier een belangrijke rol spelen omdat zij al gewend zijn internationaal te denken en te bewegen; het gaat immers om hun toekomst. Maar ook door niet te vergeten dat klimaatverandering misschien wel de grootste bedreiging is van de veiligheid is (aldus generaal b.d. Tom Middendorp).
De veiligheid van Nederland moet niet afhankelijk zijn van een kleine groep professionals met een wapen. Het is een verantwoordelijkheid van ons allemaal. Daarom hoor en lees ik naast generaals ook graag vredeswerkers en oorlogsslachtoffers in de media. Vrede krijgen we niet door het leger leger te maken. Maar, de woorden van Erasmus indachtig, misschien wel door het militariseren te minimaliseren.
Foto door Pixabay