
Als Jos Moons naar Boston verhuist, begint hij zicht te verdiepen in de geschiedenis van de VS waarbij hij onvermijdelijk op het zwarte slavernijverleden stuit.
Wat in Europa de brandstapels waren, waren in de Verenigde Staten de lynching trees: bomen waaraan (vooral) zwarte mensen opgehangen werden. In de periode 1880-1940 ging het om zo’n vijfduizend mensen. Voordien of nadien werden ze vaak ook gemarteld, verminkt, verbrand, verkracht, beschoten. Soms werd de lynching aangekondigd als publiek evenement; nadien verschenen dan foto’s in de krant. De praktijk ontstond na de afschaffing van de slavernij. De bedoeling was om zwarte mensen door afschrikking te ontmoedigen voor zichzelf op te komen, en op die manier segregatie te behouden. De Ku Klux Klan, de zwarte heldin Rosa Parks die haar zitplaats in de bus niet wilde opgeven, en de moord op Martin Luther King passen in deze traditie.
Hoe kun je geloven in een gemartelde en gekruisigde Christus, en zelf op jouw beurt mensen martelen en kruisigen?
Ik las erover in het veelgeprezen boek The Cross and the Lynching Tree, waarin zwarte theoloog James Cone deze praktijk aan de kaak stelt. Extra pijnlijk is het dat de meeste daders, toeschouwers, politiemensen en rechters christenen waren. Hoe kun je geloven in een gemartelde en gekruisigde Christus, en zelf op jouw beurt mensen martelen en kruisigen? Hoe is het mogelijk dat de grote protestante ethicus Reinhold Niebuhr zich nauwelijks tegen dit onrecht uitsprak, maar wel tegen Apartheid elders? (Ook katholieke leiders waren trouwens muisstil.) Hoe is het mogelijk dat kranten wisten wie de daders zijn maar de rechter het vaak liet bij “at the hands of persons unknown”. Vrij vertaald: geen idee wie het deed.
De vele blues-teksten en gedichten in het boek geven stem aan de mix van uitzichtloosheid, de identificatie met Jezus, en soms ook hoop. Een bijzonder scherp gedicht van Langston Hughes vraagt zich af wat er gebeurt als dromen van gelijkheid, waardigheid, en kansen steeds onmogelijk blijken. Droogt zo’n droom op, als een druif in de zon, a raisin in the sun? Ontsteekt het, als een zwerende wond, of komt er een korstje op? … Of ontploft het? (Het gedicht heet “Harlem”). Iets hoopvoller is het gekende refrein Nobody knows the trouble I have seen, nobody knows but Jesus: niemand weet wat ik doormaak, behalve Jezus, glory halleluja.
Het roept de vraag op welk lijden ik nu niet hoor, niet zie. Voor wie kom ik, komen wij, niet op?
Ik las het boek als deel van mijn inculturatie. Ik leef grotendeels in een witte bubbel. Dus leek het me belangrijk verder te kijken dan mijn neus lang is. Het bleek inderdaad leerzaam; dit was voor mij een algeheel nieuw stuk geschiedenis. Maar vooral vond ik het een schokkend boek. Dat christenen de drijvende kracht waren achter zoveel leed, en dat kerkelijke en theologische leiders meestal zwegen maakt het alleen maar erger.
Het roept de vraag op welk lijden ik nu niet hoor, niet zie. Voor wie kom ik, komen wij, niet op? En ook: voor wie komen ik en wij, wél op?