En hij sterft niet tijdens een missie, maar sneuvelt. Aalmoezenier Sanneke Brouwers over enkele duivelse dilemma’s waar een militair voor komt te staan. ‘Laten we vooral de vraag stellen die aan geweld voorafgaat.’
Een militair wordt opgeleid en getraind om iemands leven te redden. Er zijn meer hedendaagse helden die goed en belangrijk werk doen, zoals brandweer- en politiemensen en werkers in de gezondheidszorg. Iedereen in een militair uniform krijgt een opleiding om eerste hulp te verlenen en dus levensreddend te handelen. Tijdens een uitzending is dit van levensbelang, gezien medische zorg niet altijd en overal bij de hand is.
Maar ook in het thuisland komt deze vaardigheid van pas. Zo hoor ik regelmatig dat collega’s adequaat reageren wanneer zij getuigen zijn van bijvoorbeeld een auto-ongeval of een geweldsincident op straat. Hun opleiding – maar ook hun instelling – drijft hen ertoe om zonder aarzelen in actie te komen. Ze doen er dan alles aan om een leven te redden of om escalatie te voorkomen. Dat is immers hun werk.
Militair zijn is niet alleen een beroep, het is vaak ook een roeping. Maar hun uniform vertegenwoordigt niet alleen de drager ervan, ook de krijgsmacht. Daardoor gaat er een beroep van uit, om niet te blijven kijken als er iets gebeurt maar erop af te stappen. Maar ook al beschouwen militairen het als werk om iemand het leven te redden, als dat gebeurt, wordt er nooit zomaar aan voorbijgegaan. Het leven redden is nooit ‘een routine-klus’, ‘another day at the office’, of ‘business as usual’. Zo is het gebruikelijk dat de commandant van een collega die levensreddend heeft opgetreden, in oorlogs- of vredesgebied, deze even in het zonnetje zet in aanwezigheid van de troepen. De militair krijgt een erekoord uitgereikt dat hij mag dragen als blijk van waardering en voorbeeld voor allen.
Het leven redden is nooit ‘een routine-klus’, ‘another day at the office’, of ‘business as usual’.
Door te werken op het snijvlak van leven en dood, onderscheidt de militair zich wel van andere levensredders. Een militair kan namelijk niet alleen het leven redden. Hij is ook opgeleid en toegerust om het leven van een ander te beëindigen. Militairen zijn gewapend om, namens de staat en in het kader van een opdracht, geweld te gebruiken of te doden. Hier denken we liever niet over na. Het is taboe. Het is tegenstrijdig en ongemakkelijk. Niet alleen voor ons als burgers, als christenen en als vredelievende mensen. Ook voor militairen is het ingewikkeld. Het is altijd lastig om hierover te spreken of na te denken. Voor militairen kan een uitzending zichtbare maar ook zeker onzichtbare verwondingen veroorzaken. Omdat zijn eigen leven bedreigd is geweest. Of omdat hij geweld heeft moeten gebruiken tegen een ander. Dat kan iemand veranderen en ziek maken.
Vaak worden versluierende bewoordingen gebruikt om over dit gerichte geweld te spreken. “Het uitschakelen van een target”, is een manier om indirect te zeggen dat er een mens is gedood. Misschien hebben militairen deze afstand ook nodig om het onmogelijke te doen dat van hen gevraagd kan worden.
Zoals Kaïn zijn gezicht afwendt van zijn broer Abel wanneer zij strijden om de gunst van God. Kaïn is jaloers dat God meer aandacht heeft voor het offer van Abel. Door de woede wordt het hem zwart voor de ogen. Op het moment dat hij zijn gelaat afwendt, is de eerste stap in de geweldsspiraal gezet. Kaïn ziet Abel niet langer als zijn broer, als deel van zichzelf. Het is niet langer Kaïn én Abel. Het is Kaïn óf Abel geworden. Abel is een vreemde zonder gezicht. Dat verlaagt de drempel voor geweld. Kaïn kan Abel doden.
Hier denken we liever niet over na. Het is taboe. Het is tegenstrijdig en ongemakkelijk.
De krijgsmacht heeft namens de staat het geweldsmonopolie. Namens ons allemaal dus. De doelen zijn nobel: vrede en veiligheid. Maar ook: democratie brengen, wegen aanleggen, handel stimuleren en bevorderen dat meisjes naar school kunnen. De militair wordt ook ingezet als diplomaat, ontwikkelingswerker en als trainer voor veiligheidsfunctionarissen in het missieland. Op deze manier doen militairen wereldwijd op vele plekken belangrijk en zinvol werk.
Maar de militair is en blijft ook altijd een strijder, in staat en gemachtigd tot het gebruik van wapens. Voor hem is geweld een noodzakelijk kwaad, wanneer alle andere middelen hebben gefaald. Hierover mogen we nooit lichtzinnig nadenken. We moeten het onder ogen zien en er verantwoordelijkheid voor durven aanvaarden. Zowel de militair – die het instrument gebruikt – als de burgers van het land dat hij vertegenwoordigt.
Militairen gaan naar een conflictgebied en dat is niet zonder risico. Er vallen doden. Vijanden, of als vijand aangemerkte mensen. Maar ook onschuldige burgers. Niet altijd is de grens tussen burger en vijand even duidelijk te trekken. Op het scherpst van de snede moeten militairen afwegingen maken. Vijand of burger? Wapen of ploeg? Samenwerken met een partij die mensenrechten schendt? Met gevaar voor eigen leven gaan onze militairen de confrontatie of het contact aan met diegenen die wij als een bedreiging zien voor de veiligheid van de wereld.
Het is waarschijnlijk precies dat wat door Kaïns zijn hoofd schoot toen hij met Abel in conflict kwam
Op kritieke momenten kunnen politiek ideeën, de menselijke waardigheid en diplomatieke oplossingen verdwijnen. In confrontatie met de vijand vernauwt alles wat wij in vredestijd verzinnen, beredeneren, verwerpen of nastreven zich in het bewustzijn van de militair tot één simpele afweging van het overlevingsinstinct: ‘het is hij of ik’. Het is waarschijnlijk precies dat wat door Kaïns zijn hoofd schoot toen hij met Abel in conflict kwam.
We moeten onszelf, onze politici en onze militairen blijven bevragen op het gebruik van geweld, in het kader van de vrede. Maar laten we ons daarbij niet alleen concentreren op de vraag of een militair geweld mag gebruiken op het moment dat er vijandelijke dreiging is. Laten we vooral ook de vraag stellen die aan geweld voorafgaat: Wie is Kaïn en wie is Abel? Wie is de vijand en waarom? Hoe kunnen we de ander in het gezicht blijven aankijken? En hoe kijken we zelf in de spiegel?
Omdat Genesis ons leert dat in het afgewende gelaat het eerste zaadje voor geweld wordt geplant. Daar dus waar de menselijke waardigheid van de persoon onder druk staat.
Militairen redden en nemen niet alleen het leven, aan militair-zijn zit ook ‘het leven geven’ vast. Een militair loopt een hoger risico dan andere om tijdens het werk zijn leven te verliezen. Militairen noemen dit sneuvelen, opnieuw een woord dat een dramatische gebeurtenis minder erg doet lijken.
Op mijn werkplek, het Opleidings- en Trainingscentrum van de Koninklijke Marechaussee in Apeldoorn hebben we een stilteruimte. Hier zijn alle cursisten en medewerkers van de kazerne, christenen, moslims of ongelovigen, welkom voor een moment van stilte, bezinning, het branden van een kaarsje of gebed. Iets waarvan, soms ook tot mijn eigen verrassing, veelvuldig gebruik wordt gemaakt.
Militairen noemen dit sneuvelen, opnieuw een woord dat een dramatische gebeurtenis minder erg doet lijken.
Nieuwe leerlingen laten we in de eerste les geestelijke verzorging altijd de stilteruimte zien. Op het gonzende kazerneterrein doet deze oase van rust hen vaak goed. Wij laten we de ruimte op hen inwerken. Vaak gaat de aandacht naar de foto’s van overleden collega’s aan de wand. Leerlingen voelen op dat moment goed aan wat dit betekent. De krijgsmacht is niet zomaar een bedrijf, waar je volgens het rooster je diensten draait. Kiezen voor het militaire leven is ingrijpend: wonen op de kazerne, een uniform dragen, slapen in het bos, doorzetten als je denkt dat je niet meer kunt. Dat verandert iemand en ook het thuisfront moet zich in dit leven kunnen en willen voegen. Maar er komt iets voor terug: je wordt opgenomen in een gemeenschap.
De mogelijkheid van sneuvelen is uiteraard een moeilijk onderwerp. Natuurlijk wordt er alles aan gedaan om dit te voorkomen en gelukkig is het binnen de Nederlandse krijgsmacht een zeldzaamheid. Maar toch we mogen niet vergeten dat we in Afghanistan vijfentwintig mannen zijn verloren en in Mali vier. Offers die zijn gebracht door mensen die hun steentje willen bijdragen aan vrede en stabiliteit in de wereld. Beseffen dat je kunt sneuvelen is een perspectief van waaruit militairen hun werk doen.
Op het gonzende kazerneterrein doet deze oase van rust hen vaak goed.
Onze leerlingen zijn vaak jonge en sterke mensen die geloven in hun eigen kracht, met een gevoel van onsterfelijkheid: ‘mij overkomt dat niet’. De militair is dronken van de levenslust. Wanneer ik hen tijdens de tweede les geestelijke verzorging vraag naar levensmotto’s komen ze met uitspraken als: ‘carpe diem’, ‘geniet van het leven… het duurt maar even’ of ‘What doesn’t kill you makes you stronger’. Soms zelfs als tatoeage op het lichaam.
Op ons opleidingsinstituut groeit tussen de levenslust van feestende adolescenten het serieuze besef dat zij een baan met verantwoordelijkheid aanvaarden. Dat de wereld niet is zoals die zou moeten en kúnnen zijn. Dat het nodig is dat er mensen een stap naar voren zetten waar anderen een stap terug zetten. En zij kiezen er voor om bij die mensen te horen die daarvoor in actie willen komen.
De krijgsmacht is een bijzondere plek vol tegenstrijdigheden, waar mensen het leven geven om het te kunnen redden en het nemen om het weer mogelijk te maken. We kunnen dit duiden als een zoeken in het spoor van Jezus, die een zaadje plantte voor een rijk van vrede. Die zocht naar mensen die een stap vooruit zetten waar anderen een stap terug deden. Jezus die sprak: wie zijn leven verliest zal het behouden. Geen ‘zij óf ik’ maar ‘zij én ik’. Voor een toekomst van vrede op aarde.