Leo de Weerdt sj bespreekt twee recente werken van de Edouard Louis (32 jaar). De jonge auteur verweeft op een scherpe manier intimiteit, trauma, politiek en sociale kwesties met elkaar.
Na de publicatie van Louis’ eerste roman (“Weg met Eddy Bellegueule“) heeft zijn unieke stem (een mengeling van autobiografische elementen en fictie) alleen maar aan literaire kwaliteit gewonnen. Of hij het nu heeft over de homofobie waaronder hij als tiener leed, zijn complexe relatie met zijn vader (“Ze hebben mijn vader vermoord“) of zijn eigen ontvoogding uit het onderdrukkende arbeidersmilieu waarin hij opgroeide (“Veranderen: methode“), altijd verweeft de jonge auteur op een scherpe manier intimiteit, trauma, politiek en sociale kwesties.
Louis ziet sociale achterstelling als dé hoofdoorzaak van de ellende die hij, zijn familie en generaties lotgenoten hebben meegemaakt en nog moeten dragen
Centraal in zijn oeuvre staat de klassenstrijd waaronder de laagste klassen gebukt gaan. Louis ziet sociale achterstelling als dé hoofdoorzaak van de ellende die hij, zijn familie en generaties lotgenoten hebben meegemaakt en nog moeten dragen. Zijn autobiografisch werk is een eigentijdse kreet om sociaal-maatschappelijke gerechtigheid die in zijn verschillende romans blijft raken en tot nadenken stemt. Recent verscheen van hem “Monique ontsnapt” bij uitgeverij de Bezige Bij. In de nabije toekomst mogen we ook de Nederlandse vertaling van “L’effondrement” verwachten. Dat is het sluitstuk van een familiekroniek die hij zo’n tien jaar geleden begon met het boek “Eddy Bellegueule”.
Op een avond krijgt de auteur een telefoontje van zijn moeder. Ze vertelt dat de man met wie ze samenwoont, verslaafd is aan alcohol. En dat voor haar vernedering en huiselijk geweld dagelijkse kost zijn. Op aanraden van haar zoon besluit ze haar partner te verlaten. Het is – tragisch genoeg – niet de eerste keer dat ze moet ontsnappen. Jaren eerder was ze om soortgelijke redenen al vertrokken bij Louis’ vader. Over die eerste bevrijding schreef de auteur ‘Strijd en metamorfose van een vrouw’. In “Monique ontsnapt” staat de figuur van zijn moeder dus opnieuw centraal, een eenvoudige vrouw zonder opleiding die omwille van de genderstereotypen en de heersende sociale normen niet weet te ontsnappen uit dat verstikkend maatschappelijk keurslijf. De auteur benadrukt hiermee niet alleen de achtergestelde arbeiderswereld in het Noorden van Frankrijk te beschrijven. Overal ter wereld blijft deze sociale realiteit mensenlevens fnuiken.
De auteur meent dat zijn moeder lijdt onder “de vloek van de onzichtbaarheid”
Hoe hij deze realiteit beschrijft is uitermate boeiend. Édouard Louis experimenteert met taal en stijl. Hij daagt de literatuur uit. Het resultaat is altijd opnieuw een eenvoudige, glasheldere en scherpe tekst waarvan de stijl perfect past bij het doel van zijn werk. Zijn romans beschouwt de auteur immers als politieke pamfletten waarin hij de confrontatie aangaat met het onrecht en het sociaal geweld dat gewone mensen tot vandaag treft.
De auteur meent dat zijn moeder lijdt onder “de vloek van de onzichtbaarheid”. Ze bracht als vrouw verplicht haar leven thuis door. Ze kookte elke dag voor zeven of acht mensen, begeleidde de kinderen naar school, waste en streek, deed boodschappen. Het gevoel opgesloten te zijn in de obscuriteit van het huiselijke leven werd nog versterkt door het feit dat ze tot de arbeidersklasse behoorde. Met deze roman wil de auteur haar helpen om zich te bevrijden van die vloek van onzichtbaarheid. Wat betekent het, vraagt hij zich af, om literatuur te schrijven die performatief is? Literatuur die verandering kan teweegbrengen voor een persoon of een groep mensen, door de verhalen over geweld, alcoholisme, eenzaamheid en ellende, niet te verbergen, te verstoppen of onder het tapijt te vegen maar ze aan te klagen.
In “L’effondrement” beschrijft Louis de instorting van zijn 38-jarige broer die hij pas na diens dood via getuigenissen echt leert kennen. “Ik voelde niets toen ik het nieuws over de dood van mijn broer hoorde: geen verdriet, geen wanhoop, geen vreugde, geen plezier.” Dit is de eerste zin van “L’Effondrement”. Hij roept herinneringen op aan de openingszin van Camus’ “De Vreemdeling”, “Vandaag is moeder gestorven. Of misschien gisteren, ik weet het niet.”
Voor altijd getekend door dit trauma, zonk de jongeman weg in verslavingen.
De roman is opgevat als een onderzoek naar wie die gewelddadige broer was, een kind uit een vorig huwelijk. Toen zijn moeder hertrouwde, werd hij verstoten door zijn biologische vader. Voor altijd getekend door dit trauma, zonk de jongeman weg in verslavingen. Gaandeweg ontdekt de auteur ook een keerzijde van die donkere kant van zijn oudere broer. Hij koesterde eenvoudige dromen: een leuke baan, een stabiele liefdesrelatie, een dak boven zijn hoofd, omringd worden door zijn familie…
Toch is zijn leven niets anders geweest dan een instrument in dienst van die fundamentele wond. Als in een Griekse tragedie is het een voortdurende poging geweest te ontsnappen, weg te lopen uit zijn armzalige dagen. De vraag die overblijft, is waarom men zijn broer niet meer mogelijkheden heeft kunnen aanreiken om te helen? Ook dat is voor Edouard Louis de onrechtvaardigheid van klasse: het verschil tussen degenen die toegang hebben tot ontsnappingstechnieken en degenen die niet de kansen krijgen ze zich eigen te maken.
Leo De Weerdt SJ is een Vlaamse jezuïet. Hij is werkzaam als gevangenisaalmoezenier.