Van een loonsverhoging of het krijgen van een grote smak geld worden we niet gelukkig. Echt niet. Maar waarom willen wij dán steeds rijker worden?
Onze hoogleraar Staathuishoudkunde, tevens Eerste Minister van het land, verwoordde het kort en krachtig: “Geld brengt geen geluk, maar draagt er wel sterk toe bij”. Zelf meende hij dat niet echt, het was een grapje. Maar vele mensen menen het wel en hun eerste streven gaat ernaar uit rijk te worden, steeds rijker. Politieke leiders weten dat en beloven hun steeds rijker te maken. Vandaar de roep om de economische groei al maar verder op te drijven en om ‘de mensen’ een steeds groter geluk te beloven. Welnu, dat is een misvatting, zo weten we uit het onderzoek naar de oorzaken van het menselijk geluk.
Nu is het menselijk geluk een moeilijk te meten emotie. Je moet die meten aan de hand van de antwoorden van bevraagden die onderhevig zijn aan hun humeur, aan het weer en aan vele andere toevalligheden. Niettemin is het mogelijk met behulp van de beschikbare gegevens betrouwbare vergelijkingen te maken. Tussen 1962 en 1987 verdriedubbelde in Japan het inkomen per hoofd. Desondanks bleef het gevoel van geluk op het niveau van 1962. Hetzelfde fenomeen in andere landen. Bij nader inzien blijkt een voelbare stijging van het inkomen een tijdelijke stijging van het geluksgevoel tot gevolg te hebben. Die stijging vervluchtigt echter op iets langere termijn. De winnaar van de lotto kent even een moment van euforie maar dit moment blijft niet duren.
Een stijging van het inkomen betekent veel voor zeer arme mensen
Op deze algemene regel is één heel belangrijke uitzondering. Een stijging van het inkomen betekent veel voor zeer arme mensen. Zij worden en blijven gelukkiger wanneer hun bestaan bevrijd wordt van acute materiële noden zoals honger, ziekte en onveiligheid. Voor hen is het nut van een hoger inkomen veel groter dan voor welvarende mensen. Geloof dus niet de foto’s die ons zouden willen vertellen dat die lachende kinderen in een Centraal-Afrikaanse sloppenwijk weliswaar straatarm zijn maar niettemin gelukkig.
Wat kan ons, welvarende burgers van een welvarend land, dan gelukkiger maken dan we al zijn? Een groter geluk kunnen wij bereiken door hogere dan materiële goederen te verwerven. Dankzij de kwaliteit van onze sociale relaties in ons familieleven en in onze vriendenkring. Dankzij het genieten van meer geestelijke goederen in de schone kunsten, in ‘goede werken’, in de spiritualiteit. Sommige auteurs steunen hierbij op Maslow, de psycholoog die in de behoeften van de mens een piramide ontwaarde: zodra de mens zijn lagere, ‘materiële’ behoeften bevredigd heeft zal hij zijn streven verleggen naar hogere, meer geestelijke behoeften om daarin een groter geluk te vinden.
In feite zien we evenwel dat vele rijke mensen (en alle rijke landen) naar meer rijkdom blijven streven, ook al maakt die boven een bepaalde drempel niet gelukkiger. Waarom? Omdat zij zich in een competitie verwikkeld weten met andere rijke mensen. Absolute rijkdom hoeft voor hen niet veel te betekenen maar het sociale prestige verbonden aan relatieve rijkdom wel. Zij willen rijker zijn, en zeker niet minder rijk, dan andere rijke mensen. Aan deze competitie is moeilijk te ontsnappen en wordt dikwijls uitgevochten door middel van wat de socioloog Thorstein Veblen ‘opzichtige consumptie’ heeft genoemd.
Deze competitie kan vanop afstand gezien ridicuul lijken, zoals in “Keeping up Appearances”. Ze krijgt echter een meer sinistere kleur waar het niet meer gaat om sociaal prestige maar om macht. Mensen met veel financiële middelen beschikken doorgaans ook over veel macht. Dat zet anderen ertoe aan om insgelijks met financiële middelen een tegenmacht op te bouwen. Deze economisch-financiële bewapeningswedloop heeft rampzalige gevolgen op het niveau van de internationale politiek.
Wij willen toch niet dat de Chinezen hier alles komen opkopen?
Waarom hechten onze politieke en economische leiders zo veel belang aan economische groei? Ja, ook om met behulp daarvan de behoeften van de bevolking te bevredigen. Maar toch vooral om ons land, onze industrie, ons militair apparaat niet te laten overvleugelen door economisch machtigere landen. Wij willen toch niet dat de Chinezen hier alles komen opkopen? Aan die duivelse wedloop is haast niet te ontkomen. Nee, veel geld maakt niet gelukkig, maar wel machtig. Gelukkig zijn er nog andere middelen om zich in onze wereld van het grote geld te handhaven: deskundigheid, overredingskracht, morele overtuigingen. Mensen van goede wil mogen de hoop niet te vlug opgeven.