Spelen kinderen nog verstoppertje, behalve dan dat ze zich verschuilen achter hun smartphones? Een column over wegduiken en gevonden willen worden.
De ouderen herinneren het zich nog. Vroeger speelden kinderen een spel dat “verstoppertje” heette, in correct Vlaams “bedot”. Geen prettiger spel dan dat, althans voor de meeste deelnemers. Minder prettig voor het ene kind dat al de anderen moest gaan zoeken. En ook iets minder prettig voor de sukkeltjes die zich verscholen achter een doorzichtige struik en zich meteen lieten vinden. Maar heerlijk voor alle anderen die wel een goede schuilplek hadden gevonden onder een dichte haag of op een hooizolder en die de zoeker met toenemende radeloosheid heen en weer zagen rennen. Soms eindigde het spel pas toen een stem riep dat het nu eindelijk tijd werd om aan tafel te komen. En zelfs dan waren er hardnekkige volhouders die weigerden uit hun schuilplaats te komen. Liever geen eten krijgen dan die eenzame, veilige plek opgeven.
Nu horen we veel minder over verstoppertje spelen. De omgeving leent er zich minder toe. Verstoppertje hoort gespeeld te worden in grote verwilderde tuinen of in vervallen boerderijen. Of, zoal in ons geval, in het domein van de zeescouts met zijn wrakkige zeilboten. Daar mocht je niet in, maar wat een avontuur als je er eenmaal in was geraakt. Maar die gunstige omstandigheden worden zeldzaam. Nu zijn er haast nog enkel nette parkjes waar bezorgde mama’s in één oogopslag hun kindjes kunnen lokaliseren. Andere biotopen worden te onveilig geacht. Kinderen zouden er zich kunnen verwonden aan houtsplinters en roestige spijkers. Nee, veiligheid voor alles. Dat motto geldt trouwens ook voor ander activiteiten van kinderen. Voor het verkeer bijvoorbeeld. Liefst niet te voet of met de fiets naar school. Mama zal je wel brengen met de wagen.
Mensen houden ervan zich te verschuilen maar ze willen tevens gezocht worden
Moeten wij het verdwijnen van het avontuurlijke in het spelen van kinderen betreuren? Nee, het is nog niet helemaal verdwenen. Kinderen gaan nog op kamp, soms in tenten en in slecht weer. En sommige doen nog lange bergtochten in weerwil van alle daaraan verbonden risico’s. Daar blijft nog iets van het avontuur bewaard.
Meer en meer wordt het zelf beleefde avontuur echter vervangen door het voorgekauwde ‘avontuur’ op de schermen van hun smartphones. Het ironische is dat kinderen en tieners met behulp van die schermen nog altijd verstoppertje kunnen spelen. Velen verschuilen zich achter hun smartphone en laten zich nog nauwelijks vinden, zelfs niet als het tijd is om met anderen aan tafel te gaan. Voor die kinderen is het verlangen om zich te verschuilen geen spel meer. Dan wordt het een verlangen om zich te verschuilen voor de stemmen die hen roepen. Om zich te onttrekken aan hun verantwoordelijkheid, aan hun roeping.
Verstoppertje spelen is een kinderlijke vorm van een algemeen menselijk verlangen. Mensen houden ervan zich te verschuilen maar, let wel, ze willen tevens gezocht worden. Voor kinderen is niets erger dan onder de haag wegdoken te blijven om dan te ontdekken dat het spel voorbij is en de anderen weg zijn. Voor grote mensen geldt iets analoogs. Die moeten zich dan de vraag stellen voor wie zij zich willen verschuilen en door wie zij willen gezocht worden?
Hun verlangen om verstoppertje te spelen krijgt welhaast Bijbelse allures.
Die vraag stellen laat de mensen toe veel te leren. Bij nader inzien krijgt hun verlangen om verstoppertje te spelen welhaast Bijbelse allures. Zij kunnen pogingen doen om zich te verschuilen voor de alomtegenwoordige God, maar zij weten dat zij gezocht zullen blijven, zelfs als hun naam Cain is. Andere mensen verlangen niet gevonden te worden. Dit verlangen om verscholen te blijven kan voor gelovigen niet anders zijn dan een tragische illusie.