Pieter-Paul Lembrechts volgt de oproep van de paus tot universele broederlijkheid en bezoekt wekelijks vreemdelingen zonder papieren die opgesloten zitten. ‘In België krijgen zelfs honden en katten papieren, alleen wij niet.’
Een e-mail uit Istanbul. Van een man die gerepatrieerd werd. Meer dan vijf maanden werd hij vastgehouden in een detentiecentrum, waar ik hem regelmatig bezocht. ‘Ik voel nog altijd de warmte van de vriendschap’, schrijft hij. De opsluiting laat diepe sporen na: ‘Bijna zes maanden zat ik in het centrum zonder beslissing van de rechtbank, zonder vrijheid…’ De man, een gediplomeerd ingenieur van 49 jaar, had zeven jaar gewacht op een antwoord op zijn aanvraag tot regularisatie. Ten slotte werd die geweigerd en kreeg hij het bevel om het Belgisch grondgebied te verlaten. Enkele maanden later werd hij gearresteerd en opgesloten. ‘Ik werd gedeporteerd met drie politieagenten. Het was de laatste daad van België, die mijn menselijke waardigheid aantastte. Het deed me verdriet dat ik als een misdadiger werd behandeld.’
In België bestaan zes van dergelijke detentiecentra. De overheid sluit er vreemdelingen zonder papieren op om ze naar hun land van herkomst terug te sturen. Jesuit Refugee Service Belgium brengt wekelijks een bezoek aan deze mensen. We stellen vast dat het systeem van administratieve detentie een hoge prijs heeft, niet alleen financieel maar ook menselijk. De meesten die het meegemaakt hebben, zijn beschadigd voor het leven. Het systeem verscheurt gezinnen. Het veroordeelt mannen en vrouwen die iets willen betekenen, tot nietsdoen. Het wekt het beeld op dat migranten misdadigers zijn, die men moet opsluiten. Het zet mensen tegen elkaar op en verdeelt de samenleving in hen die het recht hebben om hier te zijn en anderen die dat niet hebben. Het wekt haatgevoelens op tegen ons land.
Reageren met een nieuwe visie op broederlijkheid en sociale vriendschap die zich niet beperkt tot alleen maar woorden
Door onze bezoeken aan deze centra proberen we een beetje meer vriendschap en broederlijkheid in de wereld te brengen. Zo willen we antwoorden op de oproep van paus Franciscus in zijn encycliek Fratelli tutti over universele broederlijkheid. Daarin spreekt hij de hoop uit ‘dat wij, in het licht van de huidige pogingen om andere mensen uit te schakelen of te negeren, bekwaam zijn te reageren met een nieuwe visie op broederlijkheid en sociale vriendschap die zich niet beperkt tot alleen maar woorden’ (6).
Een man die al jaren een verblijfsvergunning probeert te verkrijgen maar telkens weer afgewezen wordt, zei ons: ‘In België krijgen zelfs honden en katten papieren, alleen wij niet.’ Ook wij kunnen hen niet aan die papieren helpen, maar door onze bezoeken kunnen we deze mannen en vrouwen wel iets van hun waardigheid teruggeven, hen laten aanvoelen dat ook zij erbij horen.
‘Laten wij dromen als één enkele menselijke familie,’ schrijft de paus, ‘als medereizigers uit hetzelfde vlees en bloed, als kinderen van dezelfde aarde die ons gemeenschappelijke huis is, ieder van ons met de rijkdom van zijn of haar geloof en overtuiging, ieder met zijn of haar eigen stem, allemaal broeders en zusters!’ (Fratelli tutti, 8)