In de zomerserie kiezen redactieleden een gedicht dat hen raakte en vertellen ze waarom. Vandaag vertelt Gerrit Post hoe het krijsen van wat wilde ganzen hem eraan herinnert dat hij een plek heeft in de wereld.
Je hoeft niet goed te zijn.
Je hoeft niet op je knieën
honderd mijl door de woestijn voort te kruipen, boete doende.
Je hoeft alleen maar het zachte dier van je lichaam
laten liefhebben waar het van houdt.
Spreek tot me over wanhoop, de jouwe, en ik zal over de mijne vertellen.
Intussen gaat de wereld voort.
Intussen bewegen de zon en de heldere regenkristallen
zich voort over de landschappen,
over de grasvlaktes en de diepe bomen,
de bergen en de rivieren.
Intussen vliegen de wilde ganzen hoog in de heldere blauwe lucht
weer naar huis.
Wie je ook bent, hoe eenzaam ook,
de wereld geeft zichzelf aan je verbeelding,
roept je zoals de wilde ganzen, hard en opwindend –
keer op keer jouw plaats aankondigend
in de familie der dingen.
De eerste keer dat ik dit gedicht van Mary Oliver tegenkwam was in Engeland. Ik had net afscheid genomen van een community waar ik een jaar lang – tijdens de lockdown – had geleefd. Terwijl ik vertrok, ging ik nog even langs een mooi kerkje in de buurt waar ik regelmatig kwam om even tot mezelf te komen.
De kerk was altijd gesloten omdat het privébezit is. Ik zat er altijd naast op een bankje uit te kijken over de glooiende weilanden. Of stond even tegen de oude taxusboom. Ik probeerde de deur vaak even – wie weet zou de kerk dit keer open zijn? Helaas. Maar in het voorportaal vond ik wel glazen potjes die iemand er neer had gezet. Voor pelgrims, vertelde een begeleidend briefje. Ik opende er een en vond daar bovenstaand gedicht.
Je hoeft niet door de woestijn te kruipen boete doende. Is dat echt zo?
Ik vertrok niet in vrede uit die gemeenschap. Oplopende meningsverschillen over deelname en methodes van workshops en meditaties eindigden in de suggestie dat een andere plek mij wellicht beter zou passen.
Het leek alsof dat gedicht een speciale betekenis had voor dat moment. En in de jaren erna probeerde ik langzaam te doorgronden wat Mary Oliver nu eigenlijk bedoelde.
Je hoeft niet door de woestijn te kruipen boete doende. Is dat echt zo? Onzuivere versies van christelijke ideeën als kruisdragen, nederigheid en jezelf verloochenen hebben diepe wortels.
Hoe dan wel? Mary Oliver schrijft: Je hoeft alleen maar het zachte dier van je lichaam laten liefhebben waar het van houdt. Deze zin vind ik het moeilijkste te doorgronden. Het zacht dier van je lichaam. Wat bedoelt ze? Ik kom het dichtstbij met deze uitleg: mijn lijf is een organisme met in de kern van mijn brein een reptielenbrein. Situaties die vroeger pijn en leed veroorzaken kunnen rekenen op automatisch soortgelijke reacties van mijn zenuwstelsel. Verzachten en zelfzorg kunnen langzaam oude pijnen helen en plaatsmaken voor meer heelheid. Kruipen door een woestijn – zelfkastijding – is alleen maar een voortgaande herhaling van pijn. Dat hebben we niet nodig, heling wel.
En dan praat ze over hoe dat ik niet alleen ben in die wereld: spreek tot me over jouw wanhoop en ik vertel je over de mijne.
En dat wat ik daar ook bij voel, die wereld door blijft draaien met vreugde en pijn: zon en regenkristallen die voortbewegen over de landschappen.
En het geeft me een stukje zeggenschap terug: de wereld geeft zichzelf aan je verbeelding: wat wil je doen?
En het kondigt mijn plaats aan: de wilde ganzen die luid krijsen dat ik een plek heb in de familie van dingen.
Het avontuur omarmen en tegelijkertijd de hele reis in het teken van een groter goed zetten
Afgelopen zomer was ik in Schotland aan het kanoën met drie jongens die hun eigen kano’s bouwden en op hun rivierentocht onderweg basisscholen bezochten om kinderen liefde bij te brengen voor de natuur en er voor te leren zorgen. Er werd een film gemaakt van de reis. Terwijl we aan het meer zaten waar de kano’s net waren vertrokken, vroeg de filmmaker me waarom ik was meegegaan. Ik antwoordde dat ik de jongens inspirerend vond. Het avontuur omarmen en tegelijkertijd de hele reis in het teken van een groter goed zetten. En dat het misschien niet mijn idee was, dat ik niet had helpen bouwen en ook niet de hoofdrol speelde in dit avontuur, maar mijn bijdrage kon leveren door een website te bouwen, foto’s te plaatsen op hun social media en hun verhaal in een krant te krijgen. Ik haalde het gedicht van Mary Oliver aan. En op dat moment vlogen er drie ganzen voorbij – laag over het water scherend – luid krijsend.
Je hoeft niet goed te zijn.
Je hoeft niet op je knieën
honderd mijl door de woestijn voort te kruipen, boete doende.
Je hoeft alleen maar het zachte dier van je lichaam
laten liefhebben waar het van houdt.
Spreek tot me over wanhoop, de jouwe, en ik zal over de mijne vertellen.
Intussen gaat de wereld voort.
Intussen bewegen de zon en de heldere regenkristallen
zich voort over de landschappen,
over de grasvlaktes en de diepe bomen,
de bergen en de rivieren.
Intussen vliegen de wilde ganzen hoog in de heldere blauwe lucht
weer naar huis.
Wie je ook bent, hoe eenzaam ook,
de wereld geeft zichzelf aan je verbeelding,
roept je zoals de wilde ganzen, hard en opwindend –
keer op keer jouw plaats aankondigend
in de familie der dingen.
uit: Mary Oliver, New and Selected Poems (Boston, Beacon Press, 1992) ‘Wild Geese’: vertaling F. De Waele