In crisistijd stellen we ons de vraag: wat hebben we nog te verwachten? Een adventsmeditatie in het spoor van profeet Vaclav Havel. “Geduldig wachten is je laten dragen door de overtuiging dat het zaad ooit wortel zal schieten.”
Mensen leven in drie dimensies: verleden, heden en toekomst. Het verleden houdt ons vaak vast, we herinneren het ons dankbaar of slepen het als een last met ons mee. Het heden lijkt het dichtst bij, hier en nu. Maar is dat wel zo? Leven mensen niet vaak vooral ‘met het oog op de toekomst’? Toekomst, wat komen gaat, houdt ons het meest bezig. Daar hebben we zorg over, daar verwachten we wat van. We zijn er onzeker over, niet zelden bezorgd, of kijken er hoopvol naar uit.
Misschien is heel de gedachte van de Advent wel ontstaan in crisistijd
Mensen leven vooruit, zo sterk zelfs dat het hen uit het heden weg trekt. Dat is zo in alle tijden van ons leven. Maar het is het sterkst in tijden van crisis, in welke vorm dan ook. In crisistijd stellen we ons de vraag: wat hebben we nog te verwachten? Hoe ziet de toekomst er uit? Zal het anders worden? Dat zijn ook de vragen die de tijd van de Advent ons ingeeft. Misschien is heel de gedachte van de Advent wel ontstaan in crisistijd.
In tijden van crisis krijgen of nemen de profeten het woord.
Het visioen – al wacht het de vastgestelde tijd nog af – hijgt niettemin naar zijn vervulling en het vertelt geen leugen. Al blijft het ook uit, geeft het wachten niet op. Want komen doet het beslist en het komt niet te laat. (Habakuk 2:3)
In de Advent laten we de profeten aan het woord, mannen die in crisistijd de moed niet verliezen. Oude tijden kenden hun profeten, de nieuwe tijd niet minder. Op 18 december 2011 – in de Advent – stierf een van de laatsten: Vaclav Havel, Tsjechisch dissident, schrijver, president. In crisistijd had hij een boodschap voor zijn volk, een boodschap van hoop en verwachten. Die luidde: Er zijn twee manieren van wachten.
De eerste manier vergelijkt Havel met de mensen die wachten op Godot, op een God die zou moeten ingrijpen. Het is het wachten van mensen die in zichzelf opgesloten zitten. Ze zijn omsingeld en ingesloten. Ze wachten, maar ze hebben geen hoop dat er een uitweg is. Ze zitten gelaten bij elkaar. Ze hebben eigenlijk niet de fut om nog iets te doen. Ze geloven er niet meer in.
Een vaag vermoeden van heil dat van buitenaf zou moeten komen
En toch – dat is mensen ingebakken – zit er nog een sprankje verwachting in: een vaag vermoeden van heil dat van buitenaf zou moeten komen. Het tragische van deze manier van wachten is, dat Godot nooit komt. Waarop gewacht wordt bestaat niet. Of als het lijkt te komen, dan is dat alleen maar schijn, een surrogaat van hoop, een illusie, een doekje voor het bloeden. Het is de verwachting van mensen zonder hoop. Een verwachting die gevoed wordt door wanhoop en vrees. Mensen in crisis komen vaak niet verder dan dat. Havel noemt dat een tragisch wachten.
De tweede manier van wachten noemt Havel een oefening van geduld. Die wordt gevoed door geloof: je moet verzet bieden, dissident durven zijn. Zonder te weten of het ooit vrucht zal dragen. Steeds opnieuw je niet van de waarheid af laten brengen en je laten dragen door de overtuiging dat het zaad ooit wortel zal schieten. Dat is wachten als geduld oefenen. Het is een open en actieve verwachting, geen ongeduld uit moed der wanhoop. Maar het bestaan en de geschiedenis zijn niet maakbaar. Een plant kun je niet omhoog trekken om hem te laten groeien.
Zo is leven de vreugdevolle deelname aan het wonder van het bestaan
Geduld oefenen betekent: leren wachten, luisteren, voelen, proeven; elk verschijnsel de vrijheid gunnen en geven. Nederig en liefdevol, geduldig zaaien; koppig water blijven geven. Het vertrouwen niet verliezen dat de waarheid het zal winnen van de leugen. Zo is leven de vreugdevolle deelname aan het wonder van het bestaan.
Dat kan een vertaling zijn van wat in het Evangelie ‘waakzaamheid’ heet. De Advent is de tijd van de waakzaamheid. Maar dan wel van de goede waakzaamheid. Want er zijn ook twee manieren om waakzaam te zijn.
De gesloten waakzaamheid: bang, angstig wachten, geen oog meer dicht doen, defensief, begraven wat je nu hebt. De open waakzaamheid: klaar om te ontvangen, niet krampachtig zoekend, je laten verrassen, open voor het onverwachte, woekeren met wat je is toevertrouwd, open voor wat komt.
Moge de Advent voor ons een tijd zijn waarin we open gaan voor wat komt: een vreugdevolle deelname aan het wonder van het bestaan.