In deze vastentijd staat Ignis Webmagazine stil bij de werken van barmhartigheid. Vandaag deel 1: “Ik had honger en jullie hebben me te eten gegeven.”
Sinds de middeleeuwen kent de christelijke traditie de zogenoemde ‘zeven werken van barmhartigheid’. We zullen ze in de komende weken één voor één de revue laten passeren.
In het evangelie noemt Jezus er zes en past ze op zichzelf toe:
“Ik had honger en jullie hebben Me te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben Me te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen. Ik was naakt en jullie hebben Me gekleed, Ik was ziek en jullie hebben naar Me omgezien, Ik zat in de gevangenis en jullie kwamen naar Me toe.”
(Mt. 25:35-36)
Waarom Jezus de laatste – het begraven van de doden – niet noemt, zullen we zien als we daaraan toe zijn.
Barmhartigheid is één van de belangrijkste eigenschappen die aan de God van de Bijbel wordt toegeschreven. Andere woorden zijn ‘genade’ of ‘aalmoes’. Voordat ik word gevraagd aan anderen barmhartigheid te betonen, word ik opgeroepen mij te binnen te brengen wanneer en hoe aan mij barmhartigheid werd bewezen. Daarin zal ik de uitnodiging voelen aan anderen door te geven wat ikzelf zomaar, gratis heb ontvangen.
De profeten van het Oude Testament leerden zelfs dat barmhartigheid belangrijker was dan welk religieus ritueel dan ook. In navolging van hen verkondigde ook Jezus:
“Leer van mij: ik heb liever barmhartigheid dan offers!”
(Mt. 9:13)
Het eerste werk van barmhartigheid luidt: wie honger hebben te eten geven. Voor de mensen van het Oude Testament was het niet moeilijk zich te binnen te brengen, hoe en wanneer God hun te eten had gegeven. Toen Mozes zijn volk door de woestijn leidde, kwamen manna en kwartels zomaar in het kamp van de uitgehongerde menigte uit de hemel vallen (Ex. 16).
In het uitstrooien van broden vlak na de oorlog hebben mijn ouders een levensles gezien
Ook Jezus heeft herhaaldelijk mensen te eten gegeven: denken we aan de wonderbare broodvermenigvuldiging (Mc. 6:30-44). “Zo moet ook gij te eten geven aan wie honger hebben.”
Mijn ouders hebben de hongerwinter meegemaakt. Zij wisten uit ervaring wat het was: honger. Met ontroering en dankbaarheid hebben zij de geallieerde vliegtuigen begroet die meteen na de bevrijding brood kwamen uitstrooien. Zij hebben daarin een les gezien voor het leven. Zoals hun te eten was gegeven toen zij honger hadden, zo hebben zij sindsdien altijd aan anderen gedaan wat ooit aan hen werd gegeven.
Maar Jezus wees er ook op dat ‘honger’ een geestelijke betekenis kon hebben. Je kon hongeren naar gerechtigheid. En toen hem eens werd gesuggereerd iets spectaculairs te doen door stenen in brood te veranderen, antwoordde hij: “Een mens leeft niet van brood alleen, maar van het woord dat voortkomt uit de mond van God.”
En toen hij zijn leerlingen leerde bidden, bevatte zijn gebed de regel: “Geef ons heden ons dagelijks brood.” Wat is het waar daar om gebeden wordt?
| 1. Hongerigen voeden | 2. Dorstigen te drinken geven | 3. Vreemdelingen opnemen | 4. Naakten kleden | 5. Zieken bezoeken | 6. Gevangen bezoeken | 7. Doden begraven |