In deze vastentijd staat Ignis Webmagazine stil bij de werken van barmhartigheid. Deel 5: “Ik was ziek, en jullie hebben naar me omgezien.”
Het vijfde werk van barmhartigheid luidt: zieken bezoeken. Jezus zelf heeft dat tijdens zijn leven veel gedaan. Sterker, hij genas veel zieken. Door ze aan te raken. Of door zich te láten raken door hun lot. Dat is misschien voor ons vanzelfsprekend, in zijn tijd lag dat bepaald anders.
Zijn tijdgenoten beschouwden zieken als onrein. Hun ziekte werd gezien als een straf voor een eerder begane zonde. Daardoor had God zich van hen teruggetrokken en zo had de boze geest van de ziekte de kans gekregen bezit van de zieke te nemen. Wie een zieke aanraakte, kwam met de boze geest in aanraking en zou zich daardoor ‘verontreinigen’, van God vervreemden. Zieken moesten gemeden worden. Als je ze aanraakte, werd je net zo onrein als zij. Zo gezien is in Jezus’ tijd het bezoeken van zieken bijna een heldhaftig werk van barmhartigheid. Ziekenbezoekers doorbraken daarmee niet alleen het isolement waarin de zieke terecht was gekomen, maar ook het religieuze denken van hun tijd.
Hoe die barmhartigheid van Jezus doorwerkt in het leven van zijn leerlingen, horen we in de brief van Jakobus (Jak. 5:14):
Is iemand onder u ziek? Roep de priester erbij, zodat die een gebed over hem kan uitspreken en hem met olie zalven in de naam van de Heer.
Toch vinden we ook in de joodse traditie de oproep om zieken te bezoeken. Vorige week lazen we in de Talmoed dat rabbi Chama de vraag stelde hoe wij de Heer onze God zouden kunnen navolgen. Dat kan ook door zieken te bezoeken. Immers, aldus de rabbi:
De Heilige – geprezen zij zijn Naam – bezocht zieken. Er staat immers geschreven: ‘Eens verscheen de Heer aan Abraham bij de eik van Mamre’ (Genesis 18:1).
Om de logica van deze uitleg te begrijpen moeten we weten dat volgens de joodse traditie dat bezoek van God plaats vond drie dagen nadat Abraham zich had laten besnijden. Hij was dus nog herstellende van die ingreep, toen God hem kwam opzoeken. “Dus”, zo concludeert rabbi Chama, “zo moet ook u zieken bezoeken.”
Toen ik nog studeerde, zocht ik elke zaterdagmorgen een zieke man op. Van tien tot twaalf. Hij lag thuis. Eenzaam mens met nauwelijks familie of kennissen. Ik ervoer die bezoeken als een beproeving. Saai. Ongedurigheid speelde mij parten. Ik ging altijd zo zitten dat ik oog had op de klok. De wijzers leken niet vooruit te branden. Nog anderhalf uur. Weer maar een paar minuten voorbij. Ik wist niks te zeggen; zat daar maar wat hulpeloos. Had het gevoel hopeloos te kort te schieten. Na zijn dood had hij voor mij in zijn karakteristieke hanenpoten een briefje achtergelaten: “Dank je wel voor je trouwe bezoeken op de zaterdagmorgen. Niet om wat je allemaal zei, maar dat je er was.”
Die man heeft mij een kostbare les geleerd. Soms zijn mensen ‘ziek’, omdat ze God niet kennen; van vergeving en belangeloze liefde niet weten. Dan is het niet het moment daarover te vertellen of met woorden aan te tonen dat God wel degelijk bestaat. Dan zou ik er zelf maar even moeten zijn en doen als God, al naar het in mijn vermogen ligt.
| 1. Hongerigen voeden | 2. Dorstigen te drinken geven | 3. Vreemdelingen opnemen | 4. Naakten kleden | 5. Zieken bezoeken | 6. Gevangen bezoeken | 7. Doden begraven |