Gelukkig zit er olie in het lampje van Hilde van Linden. Overigens tot haar verbazing, want hoe doe je dat eigenlijk, zorgen dat je lamp brandt voor Hem?
Het is midden in de nacht, ik heb het lang volgehouden maar ik ben dan toch in slaap gevallen. Zoals al die anderen hier, was ik aan het uitkijken naar de komst van de bruidegom. Om met hem mee te mogen gaan, maar hij laat op zich wachten. De vermoeidheid heeft het gewonnen van de spanning van het hoopvol uitkijken.
Plots hoor ik geroep: “Daar is de bruidegom! Trekt hem tegemoet!”
Ik ben onmiddellijk klaarwakker en spring recht. Eindelijk. Mijn hart bonst in mijn keel. Mijn hele lichaam voelt de spanning. Ik zoek snel mijn lamp en mijn kruik olie. Zonder die twee zal ik de weg niet vinden, zal ik Hem niet vinden. Ik breng mijn lichtje in orde en vertrek.
Zoals al die anderen hier, was ik aan het uitkijken naar de komst van de bruidegom. Om met hem mee te mogen gaan.
Op weg naar Hem kijk ik even om me heen, het groepje rondom mij is klein. Geleidelijk aan dringt het tot me door… niet iedereen die op de uitkijk stond is mee. Waarom ben ik wel op weg? En hoe komt het dat sommige anderen er niet bij zijn?
We hebben licht nodig om te zien hoe we moeten gaan. Heb ik daarnet geluk gehad? Geluk dat mijn lamp op dit moment wel in orde was en dat mijn kruik wel vol olie zat? Wat betekent dat eigenlijk, dat mijn kruikje vol olie is? Hoe doe je dat? Wat is daarvoor nodig? Ik laat de vragen diep tot me doordringen.
Mijn lamp brandt niet altijd even fel. Soms doe ik de moeite niet. Soms maak ik de tijd niet.
Enerzijds is er de vreugde van het onderweg zijn naar Hem, samen met de anderen. Anderzijds bonkt in mijn hoofd ook het confronterende besef: mijn kruik is niet altijd gevuld. Mijn lamp brandt niet altijd even fel. Soms doe ik de moeite niet. Soms maak ik de tijd niet. Ik vergeet die kruik met olie soms ook gewoon, of ik schuif hem bewust opzij. Heb ik dan toch gewoon geluk gehad? Of is er toch meer?
Ik ga verder op weg. Stilaan sijpelt het opnieuw binnen wat ik eigenlijk al langer mocht ervaren: ik hoef mijn kruik niet steeds alleen bij te vullen. Hij doet dat ook, als ik het toelaat. Als ik mijn kruikje olie en mijn lampje aanbied mag ik erop vertrouwen dat ook Hij het kruikje bijvult en het lichtje aanwakkert. Hij verlangt er immers naar dat iedereen op de bruiloft aanwezig is.
Hij verlangt er immers naar dat iedereen op de bruiloft aanwezig is.
Dat maakt me dankbaar. Zou ik het voorziene cadeau voor het bruiloftsfeest in mijn binnenzak wel afgeven? Is mijn kruikje olie en mijn wapperend lampje niet gepaster?