Myrjam had het zwaar tijdens de eerste lockdown. In haar lege huis kwamen de muren op haar af. Toch denkt ze dat het tijdens een nieuwe lockdown anders zal zijn.
Alleen zijn is een ramp. Na dertig jaar huwelijk en een vrij recente echtscheiding, ben ik het echt nog niet gewend. Het laatste kind is nog maar enkele maanden het huis uit en de leegte vliegt me nog steeds naar de keel.
Veel alleen, maar eenzaam misschien nu wat minder
Niet dat er niets gebeurt in mijn leven: ik werk, ik sport, ben actief in allerlei groepen en bewegingen. Maar er komt altijd dat moment van thuiskomen en stilvallen, alleen. En daar bovenop dan de coronamaatregelen.
Bij de vorige lockdown werd ik ongeveer knettergek van de eenzaamheid. Dus ik griezelde een beetje bij het vooruitzicht opnieuw alleen zitten in dat stille, nu veel te grote huis. En toch is het nu anders. Waarschijnlijk zal ik weer veel alleen zijn, maar eenzaam misschien nu wat minder.
Gelukkig is er altijd mijn werk. De werkdagen geven structuur aan de week. Het is een vast ritme van opstaan, gaan werken, terugkomen, eten, sporten, slapen. Dat valt nog wel mee. Het zijn de vrije dagen die zwaarder zijn, want die hebben geen systeem. Die moet je zelf invullen. En net dat vormt nu een probleem.
Zo had ik een prachtige routine op woensdag. Elke woensdagmorgen ging ik naar de kathedraal om een uurtje te bidden bij Maria. Het grote genadebeeld in de aparte Mariakapel is zo’n heerlijk beeld. De Maria lijkt een beetje te lachen, heel zachtjes. Aan haar voeten kwam ik voor corona altijd tot rust.
Alsof bij haar de dingen mogen zijn zoals ze zijn
Vroeger dacht ik dat er geen speciale plek nodig was om te bidden en een tijdlang was dat ook zo. Maar toen het bidden moeilijker ging, vond ik het een hulp om bij het beeld te zitten. Alsof de concentratie van alle gebeden en alle vragen die deze grote dame al gezien en gehoord had, rond haar is blijven hangen. Alsof er een zekere welwillendheid van haar uitgaat, omdat ze al zoveel meegemaakt heeft en door niets meer van haar stuk te krijgen is. Alsof bij haar de dingen mogen zijn zoals ze zijn en ik mijn zorgen mag neerleggen. Omdat ze me begrijpt terwijl alles nog onduidelijk is. Daarom deed het zo’n deugd om elke week een uurtje bij haar te zitten.
En toen kwam corona en ging de kathedraal dicht. De eerste weken leek dat nog te doen maar het werd steeds moeilijker. Het alleen en niet meer verbonden zijn, sneden door mijn hart en de pijn leek verstikkend. Even mochten de kerken weer open, en toen gingen ze opnieuw dicht.
Dat ging zo niet langer, dus maakte ik een gebedsplek op zolder. Of eigenlijk alleen een gebedskussen. Want er staan geen bloemen, kaarsen, kruis of beeld op zolder. Alleen dat dikke kussen onder het schuine raam, waardoor ik nog net de toppen van de bomen kan zien. Ik open mijn brevier bedachtzaam en laat me leiden naar een tekst, in vertrouwen dat die voor mij precies goed zal zijn. En daar blijf ik dan bij stilstaan. Het is verrassend hoe juist de woorden meestal zijn.
Meestal zijn die toevallig ook precies wat ik nodig heb.
Langzaamaan is dat stil bezinnen steeds een beetje langer geworden en het contact met God terug zachter en stabieler. Ik ben er, Hij is er, meer hoeft dat niet te zijn. En wanneer ik een beetje uitgemediteerd ben, kan er soms nog even een spreuk van mijn geliefde karmelheiligen bij om verder over na te denken. Meestal zijn die toevallig ook precies wat ik nodig heb.
Gek, maar mijn eigen stille huis voelt sindsdien niet meer zo leeg aan.