“Zeg aan uw mensen dat ze pompoenen zijn”, zegt de heilige met onderdrukte glimlach tegen het dorpshoofd. Een intrigerende Afrikaanse parabel over de noodzaak van ontlediging.
Het volgende verhaal ontleen ik aan Ambivalent Avontuur van Cheikh Hamidou Kane. In zijn sterk autobiografische boek getuigt deze Senegalese schrijver van de schok die hij onderging toen hij als gelovige moslim tijdens zijn studie werd geconfronteerd met het Westerse materialisme en agnosticisme.
Een dorpshoofd in Senegal zit met een groot probleem. Er wordt een Westerse school gebouwd in de regio. Zijn onderdanen willen er hun kinderen naartoe sturen omdat, zo zeggen ze in hun beeldrijke manier van spreken, de kinderen daar kunnen leren “hout beter aan hout te binden”. Ze leren er inderdaad technische vaardigheden die betere levenskwaliteit mogelijk maken. Maar het dorpshoofd vraagt zich af: “Is wat ze er zullen leren, dat wat ze zullen vergeten waard? Wat we de kinderen leren in de vurige haardstede (Koranschool) is God. Wat ze vergeten zijn ze zelf, hun lichamen en hun neiging tot onbeduidende dromerij, die de geest verstikt. Wat ze daar leren is dus oneindig veel meer waard dan wat ze vergeten.”
“Zijn grootste geluk is zijn ledigheid, de welluidendheid van zijn antwoord op de bries van de wind.”
Ten einde raad roept de chef zijn geestelijke raadsman – de maraboet – bij zich, een heilig man die er diep van overtuigd is “dat aanbidding van God onverenigbaar is met de verheerlijking van de mens… dat geloof vooral nederigheid is”. In zijn ‘vurige haardstede’ leert hij dit met hartstochtelijke strengheid aan de kinderen die hem worden toevertrouwd.
De maraboet vertelt aan het aarzelende dorpshoofd de volgende kleine gelijkenis. “Zeg aan uw mensen dat ze pompoenen zijn.” De meester onderdrukt een glimlach. Want deze guitige gedachte vermaakte hem. Dan vervolgt hij: “De pompoen is eigenaardig van aard. Jong wil hij niet liever dan gewicht worden, zich liefdevol tegen de aarde vlijen. Hij vindt zijn volmaakte verwezenlijking in het gewicht. Maar op een dag verandert alles. De pompoen wil wegvliegen. Hij trekt samen en maakt zich zo leeg mogelijk. Zijn grootste geluk is zijn ledigheid, de welluidendheid van zijn antwoord op de bries van de wind.”
In Afrika worden uitgeholde en verharde kalebassen gebruikt als klankkast van muziekinstrumenten. Ze hangen onder de plankjes van de ‘balafon’ (xylofoon) of zijn klankkast van de prachtig melodieuze Senegalese harp, de kora.
In de christelijke literatuur over geestelijk leven heb ik nog geen beeld gevonden dat zo treffend weergeeft de noodzaak tot ‘ontlediging’: “opdat Wij in u verblijf zouden komen houden” (Joh. 14:23); opdat de bries van Gods Geest in ons zou kunnen waaien: “Vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit. Na deze woorden blies hij over hen heen en zei: ‘Ontvang de heilige Geest’.” (Joh. 20:21-22).
“De eerste wijze van vereniging met God, is er één van ontlediging”, schrijft Ruusbroec in zijn Geestelijke Bruiloft. De Senegalese maraboet vond er een prachtige gelijkenis voor. Waarom moet hij een glimlach onderdrukken bij zijn ‘guitige gedachte’? Hij kent de mens en de zwaartekracht die hem aan de aarde hecht! Hij weet wel dat het dorpshoofd tenslotte aan die drang zal moeten toegeven. Maar hij weet ook dat de mens een hogere bestemming heeft. Hij vertrouwt erop dat er een dag zal komen waarop de mens kan worden vrij en leeg gemaakt opdat Gods wind in hem kan komen waaien.