Tijdens een zondagse wandeltocht – de kerk was dicht – mijmert Jan Stuyt over de diepere betekenis van het verhaal van de Emmausgangers.
Na een drukke week besloot ik het op zondagmorgen kalm aan te doen. Ik zou zondagmiddag wel naar de mis gaan. Maar de late mis bleek afgeschaft en de kerk was dicht. Ik koos voor een wandeling. De BBC had pas nog een artikel over de teloorgang van het wandelen zonder doel, purposeless walking, en over hoe weldadig zo’n wandeling is voor de creatieve geest. Ik doe het wel vaker: tramkaart mee, de deur uit, gewoon je neus achterna en na een uur of meer met de bus terug.
Op drie manieren komt Christus naar de leerlingen toe: als vreemdeling, in de Schriften en in het breken van het brood
Wandelen zonder doel is niet in alle wijken van mijn woonplaats Brussel een plezier: bij ons in Schaarbeek zijn de stoepen slecht onderhouden en mensen zetten hun vuil slordig buiten op alle dagen van de week. Ik kwam langs een groepje opgeschoten jongens bij de ingang van een Turkse boksschool. Het schijnt dat één van de dingen die ze daar leren zelfbeheersing is: blij toe. Het werd het eerste half uur een wandeling langs hoge huizen zonder tuinen, vervallen glorie van honderd jaar oud. Veel groen is er niet binnen de Ring van Brussel.
Verder wandelend mijmerde ik wat over het evangelie dat ik zou hebben gehoord als ik deze zondag wel naar de mis was gegaan: het verhaal van de Emmausgangers. Ik heb dominee Nico Bouhuys daar meer dan veertig jaar geleden over horen preken in de Leidse Studentenekklesia. Het is misschien de enige preek die ik onthouden heb van vijftig jaar kerkbezoek. Bouhuys legde uit hoe Christus op drie manieren naar de teleurgestelde leerlingen toe komt: als vreemdeling, in de Schriften en in het breken van het brood.
Al voortstappend kwam ik uit bij het Moeraske en knapte daar van op. Het Moeraske is niet een gelegenheid om bier in te nemen, zoals een huisgenoot meteen veronderstelde toen ik mijn ervaring met hem deelde, maar het is een klein natuurreservaat in de deelgemeente Evere met stromend water, vijvertjes en wuivend riet.
De vreemdeling die ik in het Moeraske aansprak groette niet terug en had alleen aandacht voor zijn vier honden. De drie aanwijzingen uit het Emmausverhaal bleven me bezighouden: vreemdeling, Schrift en gebroken brood. De vreemdeling zou het niet worden vandaag – of moest ik terug naar die boksschool? Ik had geen Bijbel bij de hand had. En de kerk waar ik heen had gewild om het Heilig Brood te ontvangen was dicht.
Deze zondag heb ik dus toch het brood gebroken en de Heer ontmoet
Deze week had ik geen vreemdelingen ontmoet, integendeel. De afgelopen dagen had ik juist oude vrienden gezien en goede collega’s van vroeger uit verschillende landen van Europa. Ik ken hen uit mijn werk voor de Jesuit Refugee Service en we troffen elkaar bij een feestelijke gelegenheid in Brussel. Hé, dacht ik opeens, wij hebben deze week twee keer samen gegeten – het brood gebroken, en het waren momenten van vriendschap, genegenheid en gedeelde ervaring. Dat is een prachtig cadeau, een genade.
Ook dacht ik terug aan de gedachtenisviering voor pater Frans van der Lugt de week daarvoor, de eucharistieviering in de Obrechtkerk in Amsterdam. Ik reikte er communie uit aan vier vrienden van me die toevallig vlak bij elkaar zaten – Armeens, melkitisch, doopsgezind en gereformeerd. Ik beleefde het moment opnieuw, ze kwamen net als toen alle vier tegelijk naar voren om het gedeelde brood te ontvangen.
Deze zondag heb ik dus toch het brood gebroken en de Heer ontmoet, door het ophalen van goede herinneringen. Nou die Turkse jongens nog.