Hoe doe kom ik eigenlijk tot een echt vrije keuzes? Ignatius van Loyola ontwikkelde er een leerweg voor. Die is soms hard, maar honderden jaren later nog steeds bruikbaar.
Hoe maak je iemand in deze tijd vertrouwd met geestelijk leven? Als je geestelijke begeleiding geeft, moet je ook een pedagogiek ontwikkelen om die begeleiding mogelijk te maken. Weinigen zijn nog vertrouwd met aspecten van de menselijke persoon die in het taalgebied van de spiritualiteit vanzelfsprekend zijn.
De pedagogiek van Ignatius van Loyola is niet zonder meer overtuigend voor wie er vandaag kennis van neemt. De ontwikkeling van de menselijke persoon is voor hem enkel mogelijk in de context van geloof en gebed: het belangrijkste is dat je je ondergeschikt maakt aan wat God met je leven voorheeft. In zijn visie volgt de ontwikkeling van de eigen persoon op de ontwikkeling van je geestelijk leven in relatie met God. Het gaat niet primair om jezelf of je eigen levensplan, het gaat om God. Al het andere is daaraan ondergeschikt.
Ignatius vraagt van ons “een groot en vrijgevig hart”
Voor Ignatius is ‘onverschilligheid’ heel belangrijk, maar dan niet zoals wij dat woord verstaan. Hij gebruikt dat woord voor de innerlijke gesteldheid van de gelovige: het zal mij om het even zijn, vindt hij, of ik rijk ben of arm, ziek of gezond, enzovoort – ik zal dat kiezen of aanvaarden wat ik kan gaan onderscheiden als de wil van God met mijn leven. Het is een aanhoudende echo in Ignatius’ Geestelijke Oefeningen: “Daarom is het nodig dat wij ons onverschillig (lees: innerlijk vrij) maken voor alles wat geschapen is.” (GO 23) Gevraagd wordt om “een groot en vrijgevig hart” (GO 5) en de verruimende gedachte, dat geluk wel eens langs heel andere wegen bereikt zou kunnen worden dan wij ons spontaan voorstellen.
Maar wat is dan die ‘wil van God’? Als ik voor de keuze sta om A te doen of B, suggereert Ignatius om na te gaan welk alternatief mij meer vertrouwd maakt en meer verbonden met de zaak van God. Ik zou zelf een voorkeur kunnen hebben voor A, maar als ik God zoek in mijn gebed voel ik, dat B beter past bij wat ik van God ervaar. Ben ik dan ‘onverschillig’ genoeg om inderdaad B te kiezen, zonder daar rancunes bij te koesteren?
Mijn ideale ik is meer het geheel van de waarden die ik nastreef, de doelen die ik wil bereiken.
Misschien kun je het psychologisch zo omschrijven: ik kan leren onderscheiden wie ik werkelijk ben (reëel), en wie zou ik willen zijn (ideaal). Mijn reële ik kan ik waarnemen als mijn zelfbeeld, hopelijk met correcties uit mijn omgeving. Mijn ideale ik is meer het geheel van de waarden die ik nastreef, de doelen die ik wil bereiken. Dat bepaalt de dynamiek in mijn leven: het streven naar verwezenlijking van waarden en doelen brengt mij ertoe telkens dat te overstijgen wat ik nu ben.
Wie daarmee aan het werk gaat, ervaart al snel dat het niet zo gemakkelijk gaat als hier schematisch wordt samengevat. Als ik mijn idealen nastreef, blijken er stremmingen op te treden. Ik blijk veel meer gehecht aan wat ik nu heb en ben dan ik dacht, waardoor het loskomen daarvan moeilijker is dan ik dacht en hoopte. Het goede van Ignatius’ benadering is, dat ik me deze dingen bewust kan worden en tot elementen van keuze kan maken. Ik ben dan weer zelf mijn leven aan het inrichten en laat me minder sturen door ondoordachte of zelfs onbewuste voorkeuren.
Als je innerlijk onbaatzuchtig probeert te zijn, krijg je vrijheid om te kiezen
In de ignatiaanse visie is het niet voldoende om idealen na te streven als we niet ook naar de stremmingen kijken die een hindernis zijn om die idealen te bereiken (voor zover we daartoe in staat zijn). Afbrekende bewegingen verbergen zich achter – wat Ignatius noemt – de schijn van het goede. Als ons iets moeilijk valt, zijn we behendig in het vinden van uitvluchten en maskeringen.
Ignatius nodigt dan uit om te kijken naar de stemming die gepaard gaat met je overwegingen. Als gedrag bepaald wordt door foutieve bedoelingen die verborgen blijven, voert dit tot ontevredenheid en verwarring: frustratie, want ik kan niet zijn wie ik wil zijn. Ik zal dat pas kunnen oplossen, als ik op zoek durf gaan naar de oorzaak van de ontevredenheid en verwarring. Er zou wel eens duidelijk kunnen worden, dat ik mij iets voorspiegel wat niet waar is of een product van mijn fantasie. Mijn argumentatie kan onzuiver blijken.
Om onbewuste verstoringen op het spoor te komen, laat Ignatius in de oefeningen steeds weer vragen om deemoed. Dat is een woord dat vandaag de dag geen mens meer in de mond neemt. Toch is dat voor geestelijke groei van levensbelang: de vaardigheid om afstand te doen van het beeld dat ik van mezelf in stand wil houden ook al zie ik dat het mij geen goed doet, brengt ruimte in mijn innerlijke strijd. Als je innerlijk onbaatzuchtig probeert te zijn, krijg je vrijheid om te kiezen. Het moet niet meer allemaal zo nodig zoals ik dat wil, maar ik leer naar alternatieven te kijken en dieper te peilen naar wat goed is – misschien niet direct voor mij, maar voor de goede zaak, of voor God. Het is een kernzin uit het evangelie: “Niet mijn, maar uw wil geschiede.”