Jan Stuyt geeft een piekfijn geklede dame met hoofddoek een compliment. En schiet een beetje in de stress. Word ik nu aangevallen door een jaloerse echtgenoot?
Mag dat wel, zomaar iemand die je niet kent op straat aanspreken en complimenteren? Door bijvoorbeeld te zeggen: ‘Mevrouw, wat een mooie hoed’. Is dat niet reuze achterhaald, seksistisch en bijna verbale aanranding, als je als man een onbekende dame zomaar een compliment geeft? Ik heb het de afgelopen maanden wel eens keer gedaan, maar voelde iedere keer meteen erna schroom en een gevoel van ‘O jee, wat heb ik gedaan?’.
Het was het hemelvaartsweekend in Breda. Het was warm, zeer warm, honderden mensen hadden een geweldig feest in de straten, pleinen en parken van Breda: het was jazzfestival. Ik kwam voor de avondwake voor monseigneur Ernst en liep van het station door het park naar het centrum. Even later zou ik in een boekhandel een mooie grote foto van de overleden bisschop zien. In het park was muziek, mensen zaten op het gras, likten aan ijsjes, er was bier en limonade, en hier en daar werd muziek gemaakt. De meeste mannen en vrouwen van Nederlandse afkomst liepen in dit park rond in vaalgewassen, uitgezakte t-shirts, met rood verbrande neuzen, konen en schouders. Witte benen staken uit krappe of versleten korte broeken.
Iedere keer voelde ik meteen erna schroom en een gevoel van ‘O jee, wat heb ik gedaan?’.
Een wellicht Turkse jonge vrouw, mooi gezicht, make-up, liep gelijk met mij in dezelfde richting: van top tot teen ingepakt, hoofddoek onder de kin, lange mouwen, jurk tot op de grond. De kleding was zeer donkerblauw, bijna zwart, van goede snit. Ik zei, opzij kijkend: ‘Mevrouw, van alle mensen in dit park bent u veruit het best gekleed’.
Ik vreesde toen ik het gezegd had onmiddellijk te worden aangevallen door haar jaloerse broer, vader of echtgenoot die zeker niet veraf waren. Toen dat niet gebeurde, liet ik me ook nog ontvallen: ‘Wat je hier verder om je heen ziet is toch niet om aan te zien’. Er verscheen uit de bosjes geen jihadist met een kromzwaard, maar er kwam wel een vriendelijke glimlach van het mooie meisje dat zei: ‘Dank u wel mijnheer’, en ze vervolgde rustig haar weg.
Dat ik lelijke gedachtes krijg over mensen van zekere afkomst siert mij natuurlijk niet, en ik houd die gedachten meestal wel voor me. En gedachten zijn vrij. Maar wat ik hardop zeg tegen zo’n dame is mij wel aan te rekenen – mag dat wel? Ik weet het echt niet, maar mijn dag was goed en ik hoop die van haar ook.
Ik kreeg laatst zelf een compliment van een Fransman voor iets dat ik beroepsmatig gedaan had. Dat was helemaal niet zo bijzonder geweest en ik vond de lof wel wat overdreven en zei dat ook. ‘O ja zei de Fransman, dat is waar ook: u bent Hollander, en die kunnen geen complimenten aannemen.’ Die kunst verstaat lang niet iedereen – het is een stukje beschaving dat je moet leren.
Maar wat ik hardop zeg tegen zo’n dame is mij wel aan te rekenen – mag dat wel?
De volgende anekdote circuleert al jaren maar schenkt me nog steeds veel voldoening. Een heer houdt galant de deur open voor een dame. Snibbig zegt ze: ‘Ik houd er niet van dat u de deur voor me openhoudt omdat ik een vrouw ben.’ De heer antwoordt: ‘Maar mevrouw, het was niet omdat u een vrouw bent, maar vanwege uw leeftijd.’