De eerste zal de laatste zijn, wie zich vernedert wordt verheven… Rolomkering komt als een aanhoudende uitnodiging terug in Jezus’ onderricht en optreden – te beginnen bij zijn doopsel door Johannes de Doper.
Vroeger werd het feest van Johannes de Doper – 24 juni – uitbundig gevierd met het laaiend licht van het sint-jansvuur. De langste dagen van het jaar zijn net achter de rug, de zon begint aan haar omgekeerde koers. Toeval of niet, het is aan de voeten van deze Johannes de Doper, die Jezus in de Jordaan het doopsel toedient bij het begin van zijn openbaar leven, dat Hij heel duidelijk het teken stelt waaronder Hij zijn leven plaatst: de rollen omkeren. “Ik zou door U moeten gedoopt worden, en U komt naar mij”, protesteert Johannes (Matteüs 3: 14).
Aan het einde van zijn leven stelt Jezus een analoog teken. “Gaat U mij de voeten wassen?”, vraagt Petrus Hem, even onthutst als Johannes de Doper, “nooit in der eeuwigheid zult U mij de voeten wassen”. Hier weer wordt zuster water het nederige symbool van die ommekeer. Van vuur naar water.
“De grootste van u zal uw dienaar zijn”
Op de afwijzende reactie van de Doper antwoordt Jezus: “Laat nu maar, want zo behoren wij de gerechtigheid volledig te vervullen”, en het is juist omwille van die levenshouding dat Hij door de Vader aanzien wordt als “de geliefde Zoon in wie Hij vreugde vindt”.
Gaat de Vader zelf ook niet op die manier te werk? Ook Hij keert de rollen om. “Ik dank U Vader, omdat U dit verborgen hebt gehouden voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen. Ja, Vader, zo hebt U het goedgevonden” (Matteüs 11: 25-26).
Kan het ons dan verwonderen dat deze rolomkering als een aanhoudende uitnodiging terugkomt in Jezus’ onderricht? “Als iemand de eerste wil zijn, zal hij de laatste van allen zijn en de dienaar van allen” (Matteüs 9: 35); “De grootste van u zal uw dienaar zijn. Wie zich verheft zal vernederd worden, en wie zich vernedert zal verheven worden” (Matteüs 23: 11).
Een uitnodiging? Meer dan dat. Jezus maakt er de voorwaarde van om voor altijd bij Hem te mogen zijn. “Kunnen jullie de beker drinken die Ik drink, en gedoopt worden met het doopsel waarmee Ik gedoopt word?” (Marcus 10: 39), antwoordt Jezus aan de twee leerlingen die Hem om die gunst vragen.
Misschien roept het ‘doopsel’ van verre de allereerste ommekeer weer op
Met de beelden van beker en doopsel verwijst Jezus niet naar zijn kruisdood. De God van het leven heeft niets aan onze fysieke dood. Wel aan dat sterven aan onszelf, zoals Jezus het verder verklaart aan de andere leerlingen, die de vraag van de twee verkeerd begrepen hadden: “Wie groot wil worden onder jullie, moet jullie dienaar zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van allen zijn.” Misschien roept dat ‘doopsel’ van verre die allereerste ommekeer weer op. Van vuur naar water.