Zichtbare tekenen van een onzichtbare geloofswerkelijkheid – dat zijn de zeven sacramenten van de Kerk. In deze reeks staan we stil bij hun betekenis en toepassing. In het sacrament van de priesterwijding wordt het priesterambt toevertrouwd aan de wijdeling.
De bisschop machtigt, door handoplegging en gebed, daartoe opgeleide mannen het geloof te verkondigen en de sacramenten toe te dienen. Zij krijgen daarmee verantwoordelijkheid voor de overdracht en toepassing van het kerkelijk erfgoed. Behalve de bisschop zijn er ook collega’s in het ambt die hen de handen opleggen.
Het hult de priester in de door God gegeven waardigheid van het ambt.
Geloofsonderricht is een belangrijk deel van de taak van de priester. Dat gebeurt tijdens de voorbereiding op het ontvangen van een sacrament (vormsel, huwelijk), maar ook in de kerkelijke vieringen tijdens de preek. Tijdens de studie is de wijdeling geschoold in filosofie en theologie met vakken als kerkgeschiedenis en bijbeluitleg. De kerkelijke leer is hem vertrouwd gemaakt en hij is gevormd voor diaconie en pastoraat (dienstverlening aan de gelovigen).
Priesters zijn de voorgangers in de liturgie; de kleding die daarbij wordt gedragen heeft haar oorsprong in de eerste eeuwen van het christendom, toen vergelijkbare kleding in kringen van het hof en door priesters werd gedragen. Het belangrijkste gewaad is het kazuifel (‘casula’ betekent ‘huisje’). Het hele lichaam wordt als het ware door dit gewaad omsloten; het hult de priester in de door God gegeven waardigheid van het ambt.
Er is een palet van liturgische kleuren, die gevoelens uitdrukt bij bepaalde vieringen. Op gewone zondagen is de kleur doorgaans groen (hoop), in de adventstijd en vasten paars (ingetogenheid, droefheid). Op kerkelijke feestdagen is de kleur wit (vreugde). Rood wordt gebruikt met Pinksteren (de heilige Geest) en bij de herdenking van martelaren (bloed).
Ward Biemans SJ: “Toen ik samen met een medebroeder in 2008 priester werd gewijd, riep de bisschop ons op: ‘Mensen nabij zijn en hen het evangelie brengen. Dat is jullie opdracht.’ Het begint met mensen nabij zijn. Al vaak heb ik mogen ervaren dat wanneer je als priester een huisbezoek aflegt, dat God dan als heel dichtbij kan worden ervaren, zowel door de mensen die je bezoekt als ook door mijzelf.”
“‘Maar nabij zijn is niet het enige’, hield de bisschop ons voor. ‘Je hebt ook iets te bieden. Geen rijkdom of geld. Wel iets heel kostbaars: het evangelie. Daarom word je apostel en evangelist en herder. Niet in eigen naam. Het is Jezus die u roept. Het is zijn evangelie.’ Dat is precies, wat ik ervaar wanneer een preek goed lukt. Dat het niet mijn woorden zijn, maar dat Hij het is die aan ons iets wil overbrengen, opnieuw inclusief mijzelf: Hij wil dat wij blijven geloven in Hem, in zijn Vader en in zijn Kerk. Dit geldt ook wanneer je onverschilligheid, afgunst of scepsis ontmoet bij diegenen tot wie je je richt. Want ook dat is natuurlijk het geval. Was het in Jezus’ tijd anders?”
1. Doopsel. 2. Vormsel. 3. Eucharistie. 4. Priesterwijding.
5. Huwelijk. 6. Biecht. 7. Ziekenzalving.