De kerk ervoer Pierre Teilhard de Chardin tijdens zijn leven als een bedreiging. Nu onthult zich langzaam de schittering die in zijn werk en leven opgesloten zat. Michael McGirr neemt ons mee op ontdekkingstocht.
Het is wat vreemd de honderdste verjaardag van een essay te vieren, vooral van een zo kort essay als ‘De Mis op het Altaar van de Wereld‘ (La Messe sur la Terre) van Pierre Teilhard de Chardin. Overweeg dit: Einsteins essay the electrodynamics of moving bodies was korter en niemand die Oppenheimer gezien heeft zal de impact in twijfel trekken van die paar pagina’s.
Teilhard en Einstein waren van hetzelfde kaliber als creatieve denkers, vooral als het gaat om de mogelijkheden van massa en de energie die erin verborgen zit. Teilhards werk bewoog echter altijd naar het samenbrengen van de energieën van de wereld in plaats van het splitsen ervan. Hij geloofde in een ultieme samensmelting, een omega, een eindpunt waar alle dingen zich naartoe bewegen. Het is mij een raadsel dat hij als een bedreiging gezien werd.
Pas zes jaar na Teilhards dood in 1961 werd De Mis op het Altaar van de Wereld gepubliceerd. Zoals veel van zijn werken, waaronder het meer bekende “Het Goddelijke Milieu”, circuleerden exemplaren onder zijn vrienden en aanhangers. Maar Teilhard, toch een devote jezuïet, stond zelden in een goed blaadje bij zijn kerkelijke superieuren en het werd hem gedurende veel van zijn meest productieve jaren verboden om te publiceren of lezingen te geven. Dit was erg pijnlijk, omdat Teilhard, ondanks zijn filosofische geest en de waardering van wetenschappelijke collega’s, eenvoudig bleef. Hij werd veroordeeld tot een isolement dat niet strookte met zijn sociale geaardheid.
Teilhard stond zelden in een goed blaadje
Teilhard werd geboren in 1881 en groeide op in een warme katholieke familie in Zuid-Frankrijk; naast zijn familie was zijn eerste liefde het landschap van de Auvergne, en dan met name de rotsen. In zijn spirituele biografie, “Het hart van de materie”, geschreven in 1950, schrijft hij: ‘Ik was zeker niet ouder dan zes of zeven jaar toen ik me aangetrokken begon te voelen tot de materie – of, correcter, tot iets dat “schitterde” in het hart van de materie.’ Dit was het begin van zijn levenslange zoektocht.
In 1923 was Teilhard lid van een wetenschappelijke karavaan die zijn weg zocht door Mongolië en China, met een onwaarschijnlijke lading fossielen die licht zouden werpen op de ontwikkeling van de menselijke soort. De omstandigheden waren primitief, maar Teilhard vond dit nooit erg, ondanks zijn verfijnde en zachtaardige manieren. Zijn reis door de Chinese prehistorie, hoe opwindend ook, richtte zijn aandacht op de toekomst, op wat de wereld aan het worden was.
In een brief van 26 augustus 1923 schrijft hij:
“Hoe meer ik in mijn binnenste kijk, hoe meer ik me gedreven voel door de overtuiging dat het alleen de ware wetenschap van Christus is, die door alles heen loopt, dat wil zeggen de ware mystieke wetenschap, die er werkelijk toe doet (…) Ik blijf, met behulp van het gebed, mijn tekst over de Mis ontwikkelen en enigszins verbeteren. Het lijkt mij dat de ware substantie die elke dag moet worden geconsacreerd de ontwikkeling van de wereld gedurende die dag is – het brood symboliseert wat de schepping telkens opnieuw voortbrengt, de wijn (bloed) wat de schepping tijdens dit werk verloren doet gaan in uitputting en lijden.”
Het essay begint met een moment van stilte. Teilhard bevindt zich aan het begin van een nieuwe dag buiten op een hoge plek. Hij heeft geen brood, wijn of altaar. In plaats daarvan schrijft hij: ‘Ik zal de hele aarde tot mijn altaar maken en daarop zal ik U al het werk en lijden van de wereld aanbieden.’ Zijn middelen om zo’n mis op te dragen zijn eenvoudigweg ‘de diepten van een ziel die wijd open ligt voor alle krachten die in een ogenblik uit alle hoeken van de aarde zullen opstijgen en zich op de Geest zullen richten’. Hij denkt aan ‘al diegenen die u mij gegeven hebt om mijn leven te ondersteunen en te bekoren’ en, daarbuiten, aan ‘het enorme anonieme leger van de levende mensheid’.
Ik heb dit essay al ontelbare keren gelezen en ik vind steeds weer een andere zin van schoonheid en diepgang die niet eerder op dezelfde manier mijn aandacht had getrokken. Het daagt mijn begrip uit van de Eucharistie, de centrale handeling van gemeenschappelijke aanbidding voor veel christenen. Je kunt de Eucharistie gemakkelijk terugbrengen tot wat er in de kerk gebeurt. Maar de Eucharistie is niet gebonden aan een bepaalde liturgie, al helemaal niet aan een liturgie met zoveel ijle regels en voorschriften dat het moeilijk is om de polsslag van het leven in haar aderen te voelen.
Wanneer we samenkomen voor de mis, brengen we de hele eucharistie van de schepping in ons midden: het brood is ons zwoegen, de wijn is onze pijn: “Wij allen, Heer, voelen vanaf het moment dat we geboren worden deze verontrustende mengeling van afstand en nabijheid in ons. In onze erfenis van verdriet en hoop, die door de eeuwen heen aan ons is doorgegeven, is er geen verlangen dat troostelozer is dan dat wat ons doet huilen van ergernis en verlangen als we midden in de Aanwezigheid staan die naamloos en ongrijpbaar om ons heen zweeft en in alles aanwezig is.´
Jean Houston, oprichtster van de Human Potential Movement, hoogleraar en naaste adviseur van Hillary Clinton, vertelt een ontroerend verhaal over haar kindertijd. In het begin van de vijftiger jaren was ze verdrietig vanwege de scheiding van haar ouders. Die scheiding trof haar op een slecht moment: ze was een puber, buitengewoon lang, onhandig en zelfbewust. Bij toeval ontmoette ze een oude man in Central Park in New York die haar vroeg om hem ‘Meneer Tayer’ te noemen.
Het tweetal begon aan een wekelijkse wandeling, voor Jean een veilige omgeving. Voor haar betekende het ook een plek van avontuur dat haar boven haar angstige wereld tilde. Ze was gefascineerd door het plezier dat deze man van in de zeventig beleefde aan het kleinste levende wezen, zoals een rups. Midden in de grote metropool sprak hij geroerd over de ‘prachtige, grappige kleine voetjes’ van de rups en vertelde Jean dat ook zij haar eigen metamorfose zou meemaken en niet alleen een vlinder zou worden, maar misschien meer een wolk die boven de kakofonie van het stadsleven zou zweven.
Later schreef ze in haar boek “Godspeed: The Journey of Christ” (1988):
“De oude heer Tayer was werkelijk transparant en bij hem zijn was als het bijwonen van Gods eigen feest, een voortdurende viering van het leven en zijn mysteries … Altijd zag hij de onderlinge samenhang van de dingen … hij was werkelijk doordrongen van de werkelijkheid die evenzeer naar hem verlangde als hij naar haar”.
Ze vertelde haar moeder dat als ze met meneer Tayer naar de natuur keek, ‘ik mijn kleinheid achter me liet.’
Pas jaren later, toen ze een van zijn boeken tegenkwam, realiseerde ze zich dat de oude man Teilhard was. Helaas was er in de strenge kerk van het begin van de twintigste eeuw weinig plaats voor zo’n expansieve geest. Op het moment dat Jean hem ontmoette, was hij verbannen uit Europa en was het hem verboden om les te geven of te publiceren. Op een dag kwam hij zijn wekelijkse afspraak met Jean niet na en ze huilde: hij was helemaal alleen gestorven. Tien mensen kwamen naar zijn uitvaart; slechts één, Pierre Leroy, zijn goede vriend, medebroeder en vakgenoot, was erbij op het kerkhof.
Michael McGirr is Missiefacilitator bij Caritas Australië.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Eureka Street in het Engels.
Foto door Hu Chen via Unsplash
Verder lezen: