Toen voor missiezuster Annemaria het einde naderde, gleden haar ogen zoekend weg, alsof ze de overgang al maakte. “Alsof ze iets zag wat er nog niet was.”
Ze had zelf haar in memoriam geschreven. Haar roeping omschreef ze daarin als volgt: “Waar ik door geïnspireerd werd is wat Lukas zegt over Maria: toen zij had gehoord dat Elisabeth zwanger was, ging zij in haast op weg om haar te bezoeken. Een lange reis, maar dat doet er niet veel toe: het feit dat ze ging, dat ze haar nicht ging helpen en grenzen overschreed, dat vond ik het belangrijkste. Want dat wilde ik toch ook? Ik was verpleegster, wilde naar de missie en wilde daar mensen helpen die anders van gezondheidszorg verstoken bleven.”
Met enige regelmaat sprak ik medische missiezuster Annemaria de Vreede, die aan de groeiende last die haar lichaam voor haar was voelde dat het einde naderde. Het leek soms of zij, langzaam sprekend met onaffe zinnen, weggleed met haar ogen. Ze waren nog altijd even helder, maar het was alsof ze iets zag wat er nog niet was. En telkens zei ze zachtjes: hoe zou dat nou zijn, waar we heengaan? Hoe zien we eruit, wie zien we? Het was alsof ze de overgang al aan het maken was, en enige zekerheid zocht in het vage besef dat het de liefde zou zijn, voor haar, zoals ze die in haar leven steeds nabij had geweten.
Het was de blik van Annemaria die al zag wat wij nog niet kunnen zien.
Haar zoekende ogen zag ik ineens terug op de poster bij ‘Allemaal wonderen’, de tentoonstelling in het Catharijne Convent in Utrecht (die overigens weer bezocht kan worden). Jan Sluijters’ schilderij waar zichtbaar is hoe de profeet Elisa de dode zoon van de Sunamitische vrouw tot leven brengt. Maar het was niet zozeer het oudtestamentische verhaal dat me ging fascineren, maar vooral de blik van de dode jongen die terugkeert in het leven, in de armen van zijn moeder. Het was de blik van Annemaria die al zag wat wij nog niet kunnen zien.
De medische missiezusters kenden Maria als de causa nostrae laetitiae, de oorzaak van onze blijdschap. Het schilderij veranderde ineens van thema, en het leek of Maria zelf de oorzaak werd van de vreugde van Annemaria over haar nieuwe leven. Achter Maria haar zoon, die deelt in de vreugde. En vanuit de donkere hoek van het schilderij links die hand, niet langer van de profeet maar van de Vader zelf: een en al levenskracht kreeg het schilderij nu, bijna meer dan door het outtestamentische verhaal. We krijgen een blik op wat de ervaring van de hemel zal zijn.
Zij wisten zich geborgen in diep geloof dat zij dit werk moesten doen en op deze wijze
Toen kwam er nog een andere dimensie: de vrouw in het midden was de medische missiezuster die de mensen aan het helpen was ‘die anders van gezondheidszorg verstoken bleven.’ En opnieuw waren het de Vader en de Zoon die op de achtergrond hun heilzame bevestiging gaven van wat hier gebeurde. De zusters waren niet kinderachtig als het ging over spiritualiteit, al was het spreken erover vaak moeizaam. Ook bij Annemaria. En toch, zij wisten zich geborgen in diep geloof dat zij dit werk moesten doen en op deze wijze en dat zij zo religieuzen waren: Gods healing presence voerden zij in hun vaandel, Gods helende aanwezigheid.
Annemaria werd 92 jaar; zij stierf op 31 mei, dat was nu dan wel Pinksteren, maar in de kerkelijke kalender waar zij mee geleefd had was het de feestdag van Maria Visitatie, haar patroon: ‘altijd onderweg, altijd onzeker’. Alle onzekerheid is nu bij haar weggenomen, want zij ziet nu in werkelijkheid waar haar dwalende blik naar op zoek was.