De vrouw blijft thuis: in vele culturen is dat de norm – ook in de onze was dat lange tijd zo. De heilige Maria trok zich daar echter niets van aan. Een overweging bij het feest van Onze Lieve Vrouwe van de Weg.
Dit jaar valt Pinksteren, feest van de Geest, samen met het feest van ‘Onze Lieve Vrouwe van de Weg’. Voor de jezuïeten is dat een feest met een bijzondere betekenis: Santa Maria della Strada was de naam van het eerste parochiekerkje dat in de zestiende eeuw in Rome aan de beginnende jezuïetenorde werd toevertrouwd, en in de buurt waarvan Ignatius, haar stichter, zijn intrek nam.
Wanneer je langs een smalle weg door het Congolese oerwoud, in het gebied dat de Komo bewonen, iemand met een zitbankje op het hoofd ziet stappen, dan weet je dat het om een getrouwde vrouw gaat die zich ergens naartoe begeeft waar zij ook de nacht zal doorbrengen. Het is dat zitbankje waarop zij, bij het huwelijksritueel, plechtig geplaatst werd voor het brandende haardvuur. Het ritueel wordt geduid als ‘de vrouw doen zitten’. Onderaan dat zitbankje worden nog verschillende symbolen vastgehecht die allen verwijzen naar haar plicht om als huisvrouw ter plaatse te blijven. Begeeft ze zich ergens naartoe, dan neemt zij dat bankje mee, ten teken dat zij, ondanks haar verplaatsing, trouw wil blijven aan deze plicht.
Maria ging op weg, haar Zoon achterna
Het lelijkste dat men daar van een vrouw kan zeggen is dan ook dat zij altijd op weg is. De man gaat op jacht, de kinderen lopen rond, maar de vrouw wordt vereenzelvigd met het huis, de woonhut. Meer dan het huis is zij een ‘thuis’ voor haar man en voor haar kinderen. Dat ligt bij ons nu wel anders, maar lange tijd was ook in onze streken deze symbolische situering van de gezinsleden in de ruimte zeker nog van kracht.
Hoe kwam dan de paradoxale nood op om dit perspectief te keren en van Maria het symbool te maken van het op weg zijn? Wellicht is het voor Maria zelf gewoon begonnen bij de woorden “ik heb geen omgang met een man”, een man voor wie ik een ‘thuis’ moet zijn, en het antwoord dat zij daarop kreeg: “De Heilige Geest zal over u komen.” Die Geest, zo liet Jezus later horen, “die waait waar hij wil, (…) je weet niet waar hij vandaan komt en waar hij naartoe gaat. Zo is het ook met ieder mens die geboren is uit de Geest.”
Nadat die eerste woorden in haar werkelijkheid waren geworden, begaf Maria zich inderdaad op weg, om haar oudere, zwangere nicht bij te staan. Wanneer de Geest in iemand in actie treedt, kan niemand hem weerhouden. Wanneer Maria dan zelf hoogzwanger was, ging zij weer de lange weg, van Nazareth naar Bethlehem en, na de geboorte van haar kindje, de nog langere weg naar Egypte. Een thuis voor haar gezin was zij dan wel gedurende vele jaren, totdat haar Zoon rond zijn dertigste zijn thuis verliet en, geboren uit de Geest, zoals de wind een zwerversleven ging leiden, om zo zijn zending te vervullen.
Toen hield Maria het blijkbaar ook niet meer uit. Haar thuis werd haar Zoon, die zij steeds in alle bescheidenheid en van op grote afstand volgde. Zijn weg werd haar weg, totdat die stilviel onder het kruis. Die trouw aan Zijn weg was het die van haar het symbool heeft gemaakt van al die leerlingen die hun veilige thuis verlaten en zich op weg begeven, Hem achterna. Zo kwam ook haar beeld te staan op de hoeken van de straten en langs onze vlakke wegen. “Waar men gaat langs Vlaamse wegen”, zo luidt een bekend oud lied uit Vlaanderen, “komt men u, Maria, tegen.”