Vraag je eens af: is je geloof een zware, ernstige zaak, of heb je er ook lol in? Een overweging over het blijde van de boodschap.
Een tijdje terug las ik in dagblad Trouw de kop: “Ik geniet volstrekt niet van het geloof”. Ik verbaasde mij te vernemen dat een boek met die titel waarschijnlijk wordt bekroond – en intussen is bekroond – als belangrijkste theologische werk in 2015. Het blijkt nu in feite te heten Geloven tegen beter weten in, van Wil van den Bercken. Dat klinkt al wat minder cynisch.
De schoonheid van het geloof ligt ook in de geuren en kleuren, teksten en stijlen
Ik herinnerde mij toen de theologie van vroeger: altijd humorloos, met mate optimistisch, vooral formeel. Toch wel mooi. Vaak boeiend, als controversen, en inspirerend. Thomas van Aquino was geen kleine jongen en Piet Schoonenberg was in zijn lessen spannend tot het einde. Maar het was wel vaak ‘geloven tegen beter weten in’. Ergens bleef het ruiken naar Léon Bloy, bloedserieus, zelden werd Gottes gutes Geschöpf echt en van harte toegezongen. Theologie bleek vooral te worden beoefend in de studeerkamer. Fides quaerens intellectum, heette het, geloof op zoek naar inzicht.
Maar geloof is ook ‘genot’, genieten geblazen. Niet alleen dat van de legendarische kloosterzuster met haar ongevormde boerenmeisjessmaak of van de man die zijn leven lang misdienaar bleef. De schoonheid van ons geloof mag je zoeken in de golving van het getijdengebed dat de mens tot God richt,
die dan, als onze beden zwijgen,
als hier het daglicht onderduikt,
weer nieuwe zangen op doet stijgen,
ginds waar de nieuwe dag ontluikt.
Zij ligt ook in de eeuwenlange historie van liturgische geuren en kleuren, teksten, en stijlen. Denk aan de talloze bijeenkomsten die spreken van pracht en praal, maar ook van stille eenvoud en uiterste verfijning. De duizenden katholieke en protestante kerken, de kapellen en conventen: die kunnen niet verhullen wat er geschapen is aan schatten van Schoonheid.
Toch behoort dit alles slechts tot de marge. Wij kunnen desnoods zonder. De kloosterlijke contemplatie en de publieke expressie hebben ook geleefd in lelijkheid, desolatie, absoluut gebrek aan smaak. Maar dat laat zich wel voelen. Altijd zal ons geloof ook om een randje ‘genot’ vragen. Deus pulcher est, God is schoon.
Hierboven speelden de geloofsfacetten zich af in de studiekamer, de cel van de kloosterling of in de ruimten van het liturgische feest. Maar speelt het echte geloof zich eigenlijk niet af in ons dagelijks leven? Dat ligt nogal ver weg van studie of tijdelijk feest! Mag, nee moet je alledaagse dag niet beïnvloed, ja bepaald worden door het evangelie? Want daarover gaat het geloof tenslotte.
Hoe werkt Jezus via zijn evangelische inspiratie door in ons dagelijks leven als medicus, handelsman, politicus, gewoon medemens in de bus, huisgenoot in ons leven. Verreweg de meeste christenen beseffen dat veel handelingen voortkomen uit goedheid, waarheid, hulpvaardigheid. En zou dat niet genotvol zijn? Lees de Vlaamse en Brabantse mystiek er over na. Lees ook vooral de avonturen van missionarissen, de heldendaden van verplegers, het werk van zorgverleners, en van kinderen die tot het einde toe trouw voor hun ouders zorgen.
Hoe maakt het zondagse evangelie mijn leven echt tot een spannend avontuur?
Geloof kan ook rust geven. Je kunt er mijns inziens lol in hebben. Je handelt niet alleen met plezier maar ook een beetje voor je plezier. En dat alles staat bol van leven maar ook van humor.
Vraag je eens af: vind je het fijn om te geloven? Wanneer heb je er echt lol in? Hoe maakt de zondagse begeleiding van het evangelie mijn leven echt tot een spannend avontuur, met hobbels en bobbels? De Bijbelse poëzie kan je hele bestaan net het extra smaakje geven dat het lekker maakt.
Ja, af en toe moeten wij ‘geloven tegen beter weten in’ en dan is een boek als dat van professor Van den Bercken goud waard. Maar we mogen toch ook wel, met de gelovigen van twintig eeuwen, van ons geloof genieten?