Vasten confronteert je met je leegte en je onvruchtbaarheid. Klinkt dat zwaar? Volgens Hugo Roeffaers valt er juist veel te genieten in deze ‘woestijntijd’.
Zoals andere gebruiken in onze kerk, is ook de vasten van gedaante veranderd. We hebben er een andere naam aan gegeven – de veertigdagentijd – en ook een andere inhoud: broederlijk delen.
De vasten heeft met bekering te maken en die begint bij jezelf.
Maar het lijkt alsof we met deze nieuwe naam niet meer herinnerd willen worden aan begrippen als versterving, boete, zelfverloochening en bekering. Met ‘broederlijk delen’ hebben we terecht de nadruk gelegd op het feit dat wij niet alleen ons eigen heil willen nastreven, maar ons ook willen inzetten voor ons gemeenschappelijk heil. En toch, als we eerlijk zijn, beseffen we dat we alleen maar een beetje van onze overvloed delen met anderen. Welke nieuwe namen je er ook voor vindt, de vasten heeft met bekering te maken en die begint bij jezelf.
Vasten in evangelische zin betekent de woestijn ingaan. Dat betekent de confrontatie aangaan met de leegte en de onvruchtbaarheid in je eigen bestaan om zo te beseffen wat je eigenlijk nodig hebt. Als je dat beseft, ga je ook aanvoelen wat je anderen niet mag onthouden. Als je door te vasten gaat voelen wat honger lijden is, dan zal je geneigd zijn honger uit de wereld te bannen. Als je niet meteen al je behoeften bevredigt, ga je beseffen wat mensen moeten missen als zelfs hun meest elementaire behoeften niet worden bevredigd.
Het gaat hier om een dubbele bekering: een inkeer in jezelf en een toewending naar anderen, een persoonlijke opgave en een gemeenschappelijke. In de veertigdagentijd worden we opgeroepen meer bewust te gaan leven, aandachtiger in het leven te staan. We willen meer bewust worden van wie wijzelf zijn en meer aandacht opbrengen voor de mensen en dingen die ons omringen.
Die aandacht voor onszelf kreeg in de vroegere vastenbeleving een sterke lichamelijke invulling. Ieder van ons zal zich allicht kunnen situeren op de curve van, aan het ene uiterste, zo goed als geen aandacht besteden aan ons lichaam en aan het andere uiterste een angstvallige aandacht.
We kunnen zó bezorgd zijn om ons lichaam dat we er de slaaf van zijn
De meesten van ons, vrees ik, gaan met hun lichaam om als met een werktuig dat ons ter beschikking staat. We vinden het vanzelfsprekend dat het gezond is en goed functioneert. We besteden er alleen aandacht aan als het verontrustende signalen uitzendt.
Als dat de manier is waarop we met onze medemensen en met de dingen omgaan, dan moet dat ons tot nadenken stemmen. Want dan gebruiken en verbruiken we ze. Dan kunnen we ook niet langer echt genieten van mensen en dingen. Want echt genieten veronderstelt dat we eerbiedig en aandachtig omgaan met wat ons gegeven is en waarover we niet zomaar kunnen beschikken.
Het kan ook zijn dat we zó bezorgd zijn om ons lichaam dat we er de slaaf van zijn. Als we ouder worden en we ervaren dat onze krachten slinken dan is de verleiding groot al onze aandacht toe te spitsen op de behoeften van ons lichaam – en dat ten nadele van onze geestelijke en spirituele noden. Als dat de manier waarop we met elkaar en met de dingen omgaan, dan blijven we stilstaan aan de buitenkant van onze medemensen en van de dingen. Dan hebben we geen aandacht voor hun binnenkant en kunnen we ook niet genieten, want genieten veronderstelt respect en eerbied voor het mysterie dat verborgen is in elke mens en in de schepping.
…dan is de vastentijd een tijd om opnieuw te leren genieten
Het klinkt misschien vreemd in een bezinning over de vasten over ‘genieten’ te spreken. Maar juist dat wijst erop dat we iets waardevols verleerd hebben. Als vasten betekent bewuster en met meer aandacht leven, dan is de vastentijd een tijd om opnieuw te leren genieten. Van een oude Rabbijn wordt gezegd dat hij op de vraag waarop een mens zou beoordeeld worden, antwoordde: ‘Iedere mens moet God rekenschap geven van alle goede dingen die hij in het leven kreeg, maar waarvan hij niet genoten heeft’.
De aandacht en de eerbied waarmee wij omgaan met ons lichaam, met onze medemensen en de dingen die ons omringen, scherpt onze aandacht voor het mysterie van Gods aanwezigheid. En daar gaat het eigenlijk om in de veertigdagentijd: ons meer bewust worden van Gods werkzame aanwezigheid in onszelf, in de anderen en in de wereld.