In dit kerkelijke jaar lezen we op zondag uit het evangelie van Marcus. Wat is er zo bijzonder aan dit oudste verhaal over Jezus?
Bijbelgeleerden zijn het zelden met elkaar eens, maar de theorie dat Marcus de tolk was van Petrus heeft veel aanhang. Petrus stierf in Rome en Marcus’ publiek was dus waarschijnlijk de christengemeenschap in deze stad. Speciaal voor hen vertaalt hij in de oorspronkelijk Griekse tekst begrippen in het Latijn (zoals de vergelijking met een Romeinse munt in hoofdstuk 12). Ook vindt hij het belangrijk dat zijn niet-joodse lezers hem begrijpen en daarom legt hij bepaalde joodse gebruiken uit (bijvoorbeeld de reinheidswetten in hoofdstuk 7) – ook handig voor ons. Voor de datering wijzen de meeste argumenten naar vlak na 70.
Marcus is vanaf het begin duidelijk over wie Jezus is: “Christus, Zoon van God” (1:1). Daar is niet alles mee gezegd en de evangelist wil zijn lezers ervan overtuigen in de zestien volgende hoofdstukken. Hij doet dat niet door middel van een theologische verhandeling; het evangelie van Marcus bestaat voor een groot deel uit beschrijvingen van ontmoetingen met Jezus. Wij, de lezers, de luisteraars, maken zodoende kennis met verschillende houdingen ten aanzien van Jezus en kunnen zelf een oordeel vormen door ons te identificeren met gesprekspartners of deze juist af te wijzen. Voor Marcus is zijn verhaal vooral handeling – in het Grieks: drama –, een verhaal met een verhaallijn: Jezus heeft een missie; Hij wordt tegengewerkt; Hij overwint de tegenstand op een karakteristieke wijze.
Dat een goed begrip van wie Jezus is niet makkelijk is, komt ook naar voren in verband met het ‘Messiasgeheim’ van Marcus. Hiermee bedoel ik dat Jezus bij verschillende gelegenheden de mensen verbiedt om ruchtbaarheid te geven aan, bijvoorbeeld, een wonderbaarlijke genezing. Een verklaring is dat ‘Messias’ opgevat zou kunnen worden in politieke zin – de Messias als bevrijder van de Romeinse overheersing – en Jezus was geen politieke vrijheidsstrijder.
Eigenlijk is dit Messiasgeheim best wel raar wanneer je weet dat het woord evangelie zoiets betekent als: plechtige aankondiging, proclamatie van het goede nieuws. De reeds genoemde eerste zin van het Marcusevangelie kan als een plechtige proclamatie opgevat worden: “Het evangelie van Jezus Christus, Zoon van God”.
Marcus herhaalt de eerstgenoemde titel – ‘Christus’, Grieks voor ‘Messias’, de gezalfde – op de helft van het evangelie wanneer Petrus in Caesarea Philippi verklaart: “Jij bent de Christus.” (8:29). Direct daarop volgt weer de opmerking dat Christus de leerlingen verbood er met iemand over te spreken. Het geheim wordt pas aan het einde van het evangelie openbaar, precies wanneer de tweede titel uit het eerste vers – Zoon van God – terugkomt. Dat gebeurt wanneer de Romeinse centurion onder het Kruis verklaart: “Werkelijk, dit was de Zoon van God!” (15:39).
Het meest karakteristieke aan de stijl van Marcus is zijn gebruik van cirkelconstructies: bepaalde woorden, motieven, klanken komen later terug, maar in tegengestelde volgorde. De tijdgenoten van Marcus waren veel meer dan wij op dergelijke structuren gespitst; zij herkenden ze veel sneller dan wij. Ze waren niet alleen ter verfraaiing; ze hadden ook een praktisch doel. Omdat in de Griekse tekst geen punten en komma’s waren en ook niet de verdeling in hoofdstukken en paragrafen, waren deze cirkels ook een hulp bij het voordragen en tevens handig bij het uit het hoofd leren van de tekst.
Op verschillende niveaus in het evangelie tref je dergelijke cirkelconstructies aan – bijbelgeleerden spreken wel van ‘sandwiches’. Als je het verhaal als geheel bekijkt, zie je bijvoorbeeld het volgende: het middenstuk wordt gekarakteriseerd door Jezus die op weg is. Kenmerkende woorden in dit stuk zijn: de weg, onderweg, Hij ging op weg. Twee passages over een blinde omkaderen dit gedeelte. De twee buitenste stukken (begin en einde van het evangelie) kunnen worden gekarakteriseerd door de woorden: ‘woestijn’ en ‘graf’. Het middenstuk is de ‘focus’ van het evangelie; hier wil Marcus de aandacht van de lezer op richten – de belangrijke scène in Caesarea Philippi rond de vraag wie Jezus werkelijk is en met de aankondiging van zijn lijden staat dan ook in dit gedeelte (8:27-38).
Het leuke van het Marcusevangelie is dat het relatief kort is en met vaart geschreven – je kunt het in anderhalf uur uitlezen. Als je dit doet, zie je het kader van de stukjes die je zondags hoort, maar ook theologisch is dit belangrijk. Een juist begrip van het lijden en sterven van Jezus is pas mogelijk in de context van heel zijn leven en zijn verrijzenis.
Ten slotte: met wat fantasie kun je de stem van Jezus horen in het Aramees. Marcus citeert Jezus namelijk een paar keer in zijn moedertaal – om hem vervolgens natuurlijk te vertalen. Een mooi voorbeeld: tot het overleden dochtertje van Jaïrus zegt hij “Talita koem!”; “Meisje, sta op!” (5:41)