Het doopsel lijkt op een niet opengemaakt postpakket: we hebben het in ontvangst genomen maar in feite niet echt bekeken. Tijd om het geschenk alsnog uit te pakken.
Afgelopen zondag (12 januari 2014) herdachten we de Doop van de Heer Jezus. De evangelist Lucas beschrijft het gebeuren als volgt:
Terwijl al het volk zich liet dopen en Jezus na zijn doop in gebed was, geschiedde het dat de hemel openging en dat de Heilige Geest, in lichamelijke gedaante als een duif, over Hem neerdaalde en dat een stem uit de hemel sprak: “Gij zijt mijn Zoon, de Welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld.”
Het gaat hier om de eerste openbaring of publieke verschijning van de Heilige Geest in het Nieuwe Testament. De Heilige Geest is een beetje de grote ‘Onbekende’. En toch, wat is ons leven als gelovige zonder Hem? Het is als een huwelijk zonder liefde, een bloem zonder kleur of geur, of als een postpak dat aangekomen is maar dat we niet eens opengemaakt hebben.
In de Sixtijnse kapel heeft Michelangelo ons een van de beste afbeeldingen van de Heilige Geest nagelaten en dat is niet de traditionele duif, maar iets veel sterkers: God de Vader die zijn vinger uitsteekt om zijn scheppende energie door te geven aan het nog slappe, loom uitgestrekte lichaam van Adam. Door deze tik krijgt Adam het leven ingeblazen door de Geest en wordt hij ten volle een levend wezen, boordevol energie. In feite neemt Michelangelo een oeroud iconografisch symbool over, dat van de Dextera Dei, populair in de vroegchristelijke mozaïekkunst: de rechterhand Gods die vanuit de hemel een krans vasthoudt boven het hoofd van Christus. De vinger Gods is precies een van de uitdrukkingen om de Heilige Geest aan te duiden.
Na de feestroes van de kersttijd is er nu de kans om het postpakket van ons doopsel open te maken
Onze geloofsbelijdenis zegt: “Ik geloof in de Heilige Geest, die Heer is en het leven geeft.” In feite is dat de essentie van ons geloof in de derde persoon van de Drie-eenheid. Maar hoe geeft de Geest het leven? Onze ouders geven ons het leven, uiteraard het biologische, lichamelijke leven, want het geestelijke, het bovennatuurlijke leven of zelfs het eeuwige leven kunnen onze biologische ouders ons niet geven. Petrus zegt in de Handelingen van de Apostelen: “Laat u dopen… en gij zult de Heilige Geest als geschenk ontvangen.” En dat geschenk tijdens ons doopsel is niets anders dan de stem van de Vader die aan elk van ons zegt: jij bent mijn zoon, mijn dochter, mijn kind, in jou heb ik mijn behagen gesteld.
Het doopsel lijkt wel een beetje op een niet opengemaakt postpakket, vooral wanneer we als kind zijn gedoopt. We hebben het in ontvangst genomen maar in feite niet echt bekeken of niet eens opengemaakt. We kennen het pak wel, maar de gave die erin zit nauwelijks en als we niet precies weten wat erin zit, kunnen we het niet ten volle op zijn waarde schatten. We weten dan niet eens hoe rijk we wel zijn, wat ons dan weer belet om van dit geschenk te genieten. In feite is dat jammer, want dan horen we precies niet die stem die ook tot ons gericht wordt: jij bent mijn zoon, mijn dochter…
Na de feestroes van de kersttijd is er nu een extra gelegenheid om dat postpak open te maken. Gods gaven kunnen pas in ons gestalte krijgen en werkzaam worden als we er ons hart voor openstellen. En dat kan, daar het doopsel ons binnenbrengt in de Heilige Geest die niet wegvloeit zoals doopwater of wijwater, maar als een vuur blijft smeulen onder de as geduldig, desnoods jaren, wachtend om opnieuw vlam te vatten. De aanraking in Michelangelo’s fresco met de Vinger Gods gebeurt tijdens ons doopsel en het brengt ons ten volle tot leven, maar het mag geen geïsoleerde gebeurtenis blijven. We moeten zelf die aanraking, dat energievolle contact met de Vinger Gods zich in ons laten herhalen. In waarheid zegt Jezus bij de evangelist Lucas:
Ik ben gekomen om op aarde een vuur te ontsteken, en wat zou ik graag willen dat het al brandde!