Kunnen we nog zo onbevangen zijn als een kind, wanneer het leven ons getekend heeft met lijden, verlies, teleurstelling?
Ze huppelde en danste aan de hand van haar oma. Geen enkel ogenblik kon ze haar jonge lijf stil houden. Acht jaar, en nog helemaal paradijskind, volledig thuis in haar lichaam: spontaan, vol vertrouwen, creatief, impulsief, nieuwsgierig, en vooral dat ene: argeloos. Zich nog niet bewust van het leven dat vóór haar lag, nog onbeschadigd in haar bestaan, nog nooit door iets echt teleurgesteld. Nog helemaal kind. Nog helemaal gaaf en onverdeeld zichzelf.
Ergens in de loop van je leven wordt het paradijskind opzij geschoven door negatieve ervaringen
De meeste volwassen mensen zijn er zich niet van bewust, hoezeer ze geleefd worden door energie van vroegere ervaringen, energie die zich steeds meer in hun onderbewustzijn heeft opgehoopt en die verantwoordelijk is voor veel van wat ze thans doen. Alsof ze het kind dat ze ooit waren met zich meedragen, en dat innerlijke kind bepaalt voor een groot stuk hun gevoelsleven en hun doen en laten van vandaag.
Ergens in de loop van je kinderleven gebeurt het: het paradijskind opzij geschoven door negatieve ervaringen. Wat je in die tijd aan pijn en teleurstelling hebt beleefd, kan best in je geheugen weggezakt zijn. Maar de gevoelens die er toen waren, zijn nooit tot uitdrukking gekomen en hebben zich ondertussen als geheime krachten genesteld in je onderbewuste. Dan heeft een beschadigd kind de plaats ingenomen van het paradijskind van de vroege jeugd. In die zin spreken psychotherapeuten er vaak over.
Elke mens wordt te zijner tijd geconfronteerd met verlies, met ziekte, met verraad (en jammer genoeg ook met egoïsme en gemeenheid van medemensen). Onzekerheid, wantrouwen en agressie nemen de plaats in van de charmante beloften, die kenmerkend waren voor het paradijskind. Waar het paradijskind zonnig door de wereld huppelde, is het wereldbeeld van het beschadigde kind juist negatief geworden, zijn zelfbeeld zwak en kleurloos; het gebrek aan zelfvertrouwen kan ongemerkt de kleur krijgen van wrok, scepsis en fatalisme.
Tijdens een bibliodrama over het offer van Abraham verried een deelneemster haar zelfbeeld: “Geef mij maar de rol van de ram in de doornstruiken: ik ben altijd het slachtoffer.” Wie zich bewust wordt van zijn negatieve zelfbeeld, moet rekenen op veel innerlijk weerstand. En je negatieve zelfbeeld vervangen door iets positiefs, waar je kracht uit put, dat is een proces van jaren.
Het kinderlijke vertrouwen kán terugkomen in een volwassen vorm
In bijna alle genezingsverhalen uit het evangelie werkt Jezus er aan, het zelfbeeld van de hulpzoekende mens te herstellen en op te bouwen; niet voor niets gaat het telkens weer om (geestelijk) blinde, stomme en lamme mensen. Het godsvertrouwen van Jezus lijkt op dat van een paradijskind: Hij is er zeker van, dat er een zorgende ouderfiguur over ons waakt: “Wat zijn jullie bezorgd over eten en drinken en wat je aantrekt. Kijk eens naar de bloemen en de vogels. Jullie hemelse Vader voedt ze.”
Dat is zijn belevingswereld, en die biedt Hij ons aan. Het gaat om een godsbeeld waarin wij God mogen aanspreken met ‘Vader’ en dus onszelf kind van God mogen weten, en dan geen aangenomen kind, zoals de vogels en de planten wel degelijk zijn schepselen zijn: wij zijn echt zijn kind. Gewoon kind aan huis bij God, de goddelijke vonk gloeit in ons hart. Het vraagt véél tijd van ons, een dergelijk zelfbeeld (en godsbeeld!) toe te laten. Het oervertrouwen van het vroegere paradijskind kán terugkomen in een volwassen vorm, de naïviteit van toen voorbij. Priester en psycholoog Han Fortmann sprak ooit over de tweede naïviteit van de gelovige mens.
Jezus zegt ons dat het goed is, weer als kinderen te worden. Na Pasen spreekt Hij er telkens over, dat Hij zijn geest over ons zal laten komen. De traditie noemt enkele van de kenmerken van die geest: wijsheid, sterkte, raad, kennis. Niet bepaald kenmerken van het argeloze paradijskind. Ná de negatieve ervaring van de teleurstelling en het trauma is de gelovige volwassene opnieuw kind geworden, opnieuw naïef, vol vertrouwen. Pinksteren betekent: een nieuw, onbekend land betreden. De dichter Martinus Nijhoff brengt dat in zijn gedicht ‘Het derde land’ zo onder woorden:
Zingend en zonder herinnering ging ik uit het eerste land vandaan,
zingend en zonder herinnering ben ik het tweede land ingegaan.
O God, ik wist niet waarheen ik ging, toen ik dit land ben ingegaan.
O God, ik wist niet waarheen ik ging. Maar laat mij uit dit land vandaan,
o laat mij zonder herinnering en zingend het derde land ingaan.