Aardse koninkrijken worden in de Bijbel vaak met enorme bomen vergeleken. Maar waarom kreeg het Rijk Gods kreeg dan als metafoor een mosterdzaadje?
Ik wandel door de tuin van het Pauselijk Bijbelinstituut in Jeruzalem. De oude tuinman begiet zijn bloemen. Ik vraag hem of er ook mosterdzaad in de tuin groeit. Hij sloft voor me uit naar een rommelige hoek en scharrelt daar wat rond, maar geen mosterdplant: het is nog te vroeg in het jaar. Een paar maanden later komt hij naar me toe en toont triomfantelijk een zakje vol piepkleine bolletjes: mosterdzaad!
“Het koninkrijk van God is als een mosterdzaad” (Mc. 4:31).
Brassica nigra of zwarte mosterd sterft ieder jaar af en schiet in de lente weer op. Het is een wat vormloze struik met gele bloemen en oliehoudende zaden, die tot twee meter hoog kan worden. De plant heeft dus een grote groeikracht: in enkele maanden tijd groeit zo’n minuscuul zaadje uit tot een manshoge struik. Met de gelijkenis van het mosterdzaadje wil Jezus duidelijk maken dat het Godsrijk weliswaar klein begint, maar dat het resultaat boven verwachting zal zijn:
Het mosterdzaadje is het kleinste van alle zaden op aarde, maar als het gezaaid is, komt het op en wordt het groter dan alle andere struiken en het krijgt grote takken, zodat de vogels van de hemel in zijn schaduw kunnen nestelen.
(Mc. 4:31-32)
De parabel heeft echter nog een andere dimensie, waaraan we gewoonlijk voorbijgaan: om over het koninkrijk van God te spreken heeft Jezus een heel gewone, bescheiden plant gekozen. Als de schrijvers van de Hebreeuwse Bijbel planten gebruiken om koninkrijken uit te beelden, nemen ze altijd machtige, majestueuze bomen. In de droom van koning Nebukadnessar in het boek Daniël wordt het Babylonische rijk voorgesteld als “een reus van een boom, die met zijn top tot in de hemel reikte en die vanaf de uiteinden van de aarde te zien was”. En de profeet Ezechiël vergelijkt het rijk van de farao van Egypte met “een pijnboom, een ceder van de Libanon, met mooie takken, met schaduwrijk gebladerte en een rijzige stam; tot in de wolken reikte zijn top”.
Het rijk van gerechtigheid en liefde komt tot bloei in het gewone leven, heel dichtbij
De keuze van de mosterdplant door Jezus is verrassend: een bescheiden, onopvallende struik, die op de akker groeit, in de moestuin, of als ‘onkruid’ in een rommelige hoek van de tuin. Zo is het koninkrijk Gods! Het is alsof Jezus wil zeggen: het lang verwachte Godsrijk is dichterbij en veel gewoner dan je denkt. Geen machtige ceder, maar een eenvoudige huis-tuin-en-keukenplant. Het rijk van gerechtigheid en liefde komt tot bloei in het gewone leven van elke dag. Heel dichtbij. Het heeft niets spectaculairs. Overal waar mensen goed zijn voor mekaar en Jezus proberen na te volgen, daar is God. In het gewone, alledaagse leven. Verder hoef je het koninkrijk Gods niet te zoeken.