Sinds kort leert Jolanda pottenbakken. Het blijkt een spirituele ontdekkingsreis. De woorden ‘Stof zijt gij en tot stof zult ge wederkeren’ spreken nu op een andere manier tot haar.
Sinds kort leer ik pottenbakken. Het begint allemaal met een simpele klomp klei, in het Engels ‘mud’, modder. Die gooi je op de draaischijf. Met je handen en water vorm je een mok, vaas, of wat dan ook. Het ziet er simpel uit. Schijn bedriegt. De eerste les draaide ik niet hoger dan formaat asbak. Oefening baart kunst. Het mooie is: lukt het niet, dan recycle je je klei. Maar niet te snel. Uit wat je op het eerste oog niet aanstaat, kan nog iets prachtigs komen.
Na het vormen laat je je creatie drogen tot leerhard en draai je het af. Je werkt de vorm bij tot de mooiste die er in zit. Het eindproduct kan, goed droog, de oven in. Het biscuit glazuur je. Daarna gaat het voor de tweede maal de oven in. Et voilà, een prachtig gebruiksvoorwerp of kunst is geboren. Het blijft overigens altijd een verrassing hoe het werk uit de oven komt. Er kan nog van alles anders uitpakken dan van tevoren bedacht. ‘Om een goede pottenbakker te zijn moet je voornamelijk aanvaarden. Aanvaarden wat de oven je geeft’ (Marnic de Lange, keramist).
Helemaal in het begin heb je je te voegen naar wat de klei doet. Het blijft een samenspel tussen je handen, de klei, het glazuur, de temperatuur. Volgens de Japanse levensfilosofie ‘wabi sabi’ ligt schoonheid juist in de imperfectie. Ze waardeert eenvoud, vergankelijkheid en onvolmaaktheid. Deze wijsheid vormt een goede tegenhanger voor mijn diep ingebakken westerse streven naar perfectie en maakbaarheidsdenken. Het pottenbakken leert me aanvaarden wat de oven geeft. Ik heb het niet geheel in de hand. Juist dat maakt pottenbakken zo fascinerend.
Pottenbakken verbindt me met het verwonderde kind in mij, met mensen van duizenden jaren her en van over de hele wereld, en met moeder aarde. Klei is gevormd uit haar stof. Staat klei droog, dan verstoft het en verwaait in de wind. Komt het weer in aanraking met water, dan ontstaat er ‘mud’. Pottenbakken doet me met andere ogen kijken. Zo krijgt de zin die we met Aswoensdag horen als we het askruisje ontvangen, voor mij een andere lading. ‘Stof zijt gij, en tot stof zult ge wederkeren.’ (Gen.3, 19). Kon ik deze tekst voorheen naast troostvol ook als pessimistisch ervaren, niet meer sinds ik pottenbak. Door pottenbakken leer ik om van mijn onvolmaakte zelf en onze onvolmaakte wereld te houden, maar bovenal om de schoonheid van die wereld te waarderen en eraan te willen bijdragen.