Als Jona doorheeft waartoe God hem roept, slaat hij op de vlucht. Daarna komt hij innerlijk in een storm terecht. ‘Het is niet eenvoudig om naar een pijnlijke of lege plek in onszelf te kijken’, schrijft Hilde Van Linden.
Het verhaal van Jona gaat over keuzes maken. Jahwe roept ons en wij mogen zijn vraag positief beantwoorden, of niet. Zo gaat het ook met Jona. Jahwe roept Jona en geeft hem een opdracht. Jona staat op… en vlucht.
Meditatie over Jona 1: 1-3a en hoofdstuk 2
Het woord van Jahwe werd gericht tot Jona, de zoon van Amittai: 2 ‘Sta op, ga naar Nineve, de grote stad Nineve, en zeg haar aan, dat hun verdorvenheid is doorgedrongen tot Mij in den hoge.’ 3 En Jona stond op, maar om te vluchten naar Tarsis, weg van Jahwe.
Jona krijgt de vrijheid om te kiezen. God laat ons de vrijheid om te kiezen, om zijn aanbod aan te nemen of te weigeren. God neemt dat risico met ons. Ook al krijgt Hij zo af en toe een ‘nee’. Jona weet dat hij zijn verantwoordelijkheid zou moeten opnemen, maar hij durft niet. Hij ziet het niet zitten, en vlucht voor Gods roepstem.
Jona vlucht weg, ver weg maar komt in een grote storm terecht. Hij wordt in zee gegooid en zinkt. Hij zakt in de diepte, naar de bodem, naar de dood. De storm is niet enkel rondom hem in de chaos van de woelige zee, de storm is vooral in hem. Daar woedt de chaos, daar zit de dood. Jona voelt de pijn en de onrust door het wegvluchten van zijn roeping, van wat God hem vraagt.
Wat wij ook antwoorden, God is geduldig en laat ons niet in de steek. Hij blijft trouw.
Door het weigeren van die roepstem komt hij op een doodlopend spoor terecht. Hij bevindt zich in een uitzichtloze situatie: onrust, chaos, troosteloosheid.
Wat wij ook antwoorden, God is geduldig en laat ons niet in de steek. Hij blijft trouw. Hij zendt een grote vis om Jona op te slokken. In eerste instantie is die buik van de vis een duistere, angstaanjagende plek, dood en zonder toekomst. Het is niet eenvoudig om naar een pijnlijke of lege plek in onszelf te kijken.
Uit onmacht roept Jona God aan. Hij beseft dat hij niet op eigen houtje uit deze impasse geraakt. Hij erkent zijn afhankelijkheid. Jona schreeuwt het uit: ‘Bij Jahwe is redding’. Hij geeft zich over aan God. Geloven en overgave horen bij elkaar. En het vertrouwen dat God redt.
In zijn bidden wordt de relatie met God hersteld en zo komt er ook ruimte vrij om Gods vraag opnieuw te laten binnenkomen.
Eerst was de buik van de vis een plek van onrust. Geleidelijk aan helpt de plek Jona om tot rust te komen, om tot zichzelf te komen. De vis wordt een ruimte van bescherming tegen de storm. De buik wordt een plek waar Jona niet overspoeld wordt, waar hij beseft dat hij niet meer kan verdrinken. En de storm in hemzelf gaat stilaan liggen.
De drie dagen en drie nachten worden een proces van dood naar nieuw leven. Jona krijgt de tijd om te onderscheiden. In zijn bidden wordt de relatie met God hersteld en zo komt er ook ruimte vrij om Gods vraag opnieuw te laten binnenkomen. Mét God, dankzij God kan er iets nieuws ontstaan. En God staat te wachten om Jona – en ook ons – steeds een nieuwe kans te geven.
En de vis spuwt Jona op het droge op weg naar een hernieuwde toekomst.
Het mooie Taizé-lied Il Signore ti ristora drukt dat voor mij prachtig uit.
Il Signore ti ristora, Dio non alontana. Il Signore viene ad incontrarti, viene ad incontrarti (De Heer hernieuwt je, God verstoot je niet. De Heer komt om je te ontmoeten).