Wat heeft dit merkwaardige tafereel te betekenen, waarin een ontroerde oude man in de tempel van Jeruzalem een boreling in zijn armen neemt?
Altijd weer sta ik verwonderd over de kracht van wat men de ‘kindheidsevangelies’ noemt. Het zijn de verhalen die Matteüs en Lucas hebben geschreven als een soort grote ‘ouverture’ op hun evangelie. Daarin vertellen ze over het begin van Jezus’ leven: zijn ontvangenis, zijn geboorte en zijn ‘verborgen’ jaren. In prachtige en aangrijpende verhalen, soms vertederend, en tegelijk soms brutaal realistisch, laten zij het ‘mysterie’ van het leven van Jezus, van zijn echte menselijkheid en tegelijk van zijn goddelijke diepte, van zijn uiteindelijke verwerping maar ook van zijn verheerlijking, aanvoelen en oplichten. Wie is die Jezus, dat is hun thema. En zijn levensweg.
Op het feest dat wij kennen als ‘Maria Lichtmis’ of kortweg ‘Lichtmis’, 2 februari, wordt in de liturgie uit het kindheidsevangelie van Lucas het volgende merkwaardige verhaal voorgelezen, bekend als ‘de opdracht in de tempel’. Laten we luisteren en kijken en voelen met Lucas (2:22-38):
“Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten Jozef en Maria het kind naar Jeruzalem om Hem aan de Heer aan te bieden, zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven.
Een alledaags joods koppeltje, met hun eerstgeborene op weg naar die grootse tempel van Jeruzalem. Om er gelovig de voorschriften van de Wet te vervullen. Ik zie ze wat verloren en onder de indruk op dat grote tempelplein lopen, uitkijkend naar een koppel tortels of twee jonge duiven.”
Ik word stil. En ik kijk. Ik luister met mijn ogen. Ik probeer me in te leven. Dat jonge stel, gelukkig met hun baby, in die grootse tempel van Jahweh. Wat gaat er in hen om? Met deze lieve zuigeling die de Heer zelf hen geschonken heeft, komen ze in het huis van de Heer. “Om Hem aan de Heer aan te bieden”, en “om zich rein te laten verklaren”.
Soms besef je plots dat je ergens heen moet, zonder dat je nog twijfelt
Ongelooflijk! Zo paradoxaal! Jozef en Maria en Jezus: onrein? Maar zo tekent Lucas hen: een doodgewoon gelovig joods stel. Piepjong nog. In die grootse tempel. Om de Wet te vervullen. En verder niets speciaals. Vreemd toch! Of juist niet? Geen mens die er van opkijkt als Hij in het huis van zijn Vader komt? Of toch wel?
Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de Messias van de Heer zou hebben gezien.
Een oude wijze man met de mildheid van de ouderdom en de stille wijsheid van Gods Geest in zijn hart. Een man van verlangen en vertrouwen, van hoop en verwachting.
Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel…
Herken je het? In je eigen leven? Soms besef je plots dat je ergens heen moet, of dat je iets moet aanpakken, of dat je een streep onder iets moet trekken, of dat je… weet ik veel wat, zonder dat je nog twijfelt. Je weet gewoon: ik moet dit nu doen. Zo komt Simeon naar de tempel ‘gedreven door de Geest’.
…en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met Hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, …
Wat is er te zien? Eigenlijk niets. Niets groots, niets uitzonderlijks, twee bescheiden mensen, een man en een vrouw met hun baby, gelovig joods: om samen met hun baby te doen wat volgens de wet gebruikelijk is.
…nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden:
‘Nu laat U, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals U hebt beloofd.
Want met eigen ogen heb ik de redding gezien
die U bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:
een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen
en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’
Ik zie de oude Simeon daar staan, in die immense tempel, met het kind in zijn armen. Hij ‘ziet’ wat niet te zien is! Hij ‘ziet’ wie dit kind is, wat het betekent voor zijn volk en voor de hele wereld: redding en licht.
Konden Maria en Jozef de woorden van Simeon begrijpen?
Een grote innerlijke vrede komt over Simeon: “Laat nu, Heer, uw dienaar in vrede heengaan”. Maar door hem ‘verkondigt’ Lucas aan elke lezer van zijn evangelie, ook aan ons: dit kind, uit Israël geboren, betekent redding en licht voor de hele wereld. Toch is er uiterlijk niets anders te zien dan die ontroerde oude man met een boreling in zijn armen, samen met de ouders van het kind, kleine mensen, verloren in de grootsheid van de tempel van Jeruzalem. Zo is de weg van Jezus. En niet anders…
Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over Hem werd gezegd.
Net zoals bij de boodschap van de engel aan Maria, bij het bezoek van de herders, bij de aanbidding van de drie magiërs, bij de woorden in de dromen van Jozef: verbazing, vragen, wat betekent dit? Hoe kan dit? Elkaar aankijken, niet verstaan, de woorden meedragen, ze overwegen bij zichzelf, ze in het hart bewaren, en… verder gaan.
Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: ‘Weet wel dat velen in Israël door Hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’
Konden Maria en Jozef dit begrijpen? Het konden voor hen niets anders dan raadselachtige en vreemde woorden zijn. Maar ze hoefden het ook niet te begrijpen. Het is Lucas die in het begin van zijn evangelie de oude wijze Simeon aan de lezer laat zeggen wat die Jezus – dat nu nog zo kwetsbare en weerloze kind – zal betekenen. En net zoals Maria en Jozef staan wij er stil verbaasd bij en vragen ons af: wie is toch dit kind?
Afbeelding: Simeon en Anna in de tempel, Rembrandt.