Voor lange tijd verdween het gebed bijna volledig uit het leven van Marc Desmet SJ. Maar in 2017 gebeurde er iets. “Sindsdien is er een sterkere ervaring van God in mijn leven.”
In 1997, aan het einde van de laatste formele etappe van mijn jezuïetenvorming, zei de instructor het enige wat ik van hem heb overgehouden: ‘Maak dat je binnen 25 jaar niet nog steeds op dezelfde wijze bidt …’
Mijn expliciet bidden veranderde inderdaad: het verminderde, het verdween zelfs totaal, op de wekelijkse eucharistie, een jaarlijks kort abdijverblijf en de acht dagen Geestelijke Oefeningen die ik jaarlijks begeleid na. Het paradoxale is dat ik nu weer dagelijks bid, zoals de novice die ik was tussen 1984 en 1986. Mijn gebed veranderde, verdween maar kwam weer op het beginpunt uit.
Voor ik intrad, ging ik wekelijks naar de mis maar had ik geen gebedsleven. Ik herinner me alleen dat mijn ouders soms ’s avonds met hun vijf kinderen probeerden te bidden. We gingen in de eetkamer in een kring zitten en lazen een tekstje. Niet leuk, maar ik herinner het wel. Ik had geen Godservaring als kind, richtte mij niet tot God, maar wist tijdens mijn middelbare schooljaren dat iets innerlijks mij vroeg om priester te worden. Ik vond het eng, maar kon er niet tegenop.
‘Vergeet het’, adviseerde hij. Ik was op de slag gelukkig en werd geneeskundestudent.
Op een schoolretraite ontmoette ik de enige jezuïet uit mijn jonge leven. Ik sprak met hem over die priestergedachte. ‘Ben je daar gelukkig mee?’ vroeg hij. ‘Absoluut niet’, zei ik. ‘Vergeet het’, adviseerde hij. Ik was op de slag gelukkig en werd geneeskundestudent. Na enkele jaren was ‘het’ daar weer, en het bleef aandringen toen ik al arts was.
Een collega raadde een bezinningscentrum aan … van de jezuïeten. Het was nochtans een huismoeder die mij begeleidde op drie dagen Geestelijke Oefeningen. Een gelovige terugblik op mijn leven. Voor het eerst straalde iets van licht door een donker wolkendek: misschien kon ik toch gelukkig worden als priester. Bovendien bleken er jezuïeten te zijn die als arts werkten. Dat was nieuw en hoopgevend. Zo leidde mijn eerste gebedservaring naar de jezuïeten.
Het noviciaat was grotendeels een gebedsschool: leren bidden met de Bijbel en met het leven. Voor een jezuïet is biddend terugblikken op het leven zelfs de belangrijkste vorm. Ik was daar zo enthousiast over dat ik met co-novice Nicolas Standaert in 1989 een hertaling maakte van het klassieke ‘gewetensonderzoek’ dat we de naam ‘levensgebed’ gaven. Die hertaling heeft veel mensen geïnspireerd en is ook voor mijzelf lange tijd mijn belangrijkste gebedsvorm geweest.
Maar zelfs dat expliciete levensgebed verdween stilletjes. Tijdens de vele autoritten reflecteerde ik wel veel op mijn dag en mijn beslissingen. De achteruitkijkspiegel gebruikte ik letterlijk én figuurlijk: terugblikken om beter vooruit te gaan en bij te sturen. Ik ‘contempleerde’ door ‘passief’ receptief bij mijn palliatieve zieken aanwezig te zijn. Wat ik soms zalig vond en vind. Maar bidden met de Bijbel en mij expliciet dagelijks tot God richten: dat was verdwenen.
Was het pure genade, of dat alles samen?
Tot die Geestelijke Oefeningen in 2017, toen een medebegeleidster, terug een huismoeder, mij in een gesprek over een keuze vroeg: ‘Bid jij daarmee?’ Was het de persoon die dat vroeg, was het het juiste moment, was het pure genade, of dat alles samen? Wat het ook was, die vraag sloeg in en sindsdien bid ik meer dan ooit te voren. Ik begon vooral terug met de bijbellezingen te bidden. Mijn dagelijks brood werd het. Broodnodig. Meer zelfs: ik verlang ernaar. Zelden of nooit heb ik de ervaring dat er niets gegeven wordt. Er is altijd iets: een gedachte, een zonnestraal door het brandglasraam, een gevoel … Wonderlijk vind ik dat.
Hoewel ‘ignatianen’ zeker God in alle dingen zoeken en vinden, heb ik nu wel nood aan een setting die mijn bidden ondersteunt. De kapel in onze communauteit heeft me sindsdien meer gezien dan in de tien voorgaande jaren. Ik begin nu altijd met een kaarsje. Ik heb veel troost bij een icoon van Jozef en Maria, of van de nederdaling ter helle en de verrijzenis. Op mijn slaapkamer is nu een gebedshoek.
Alsof die ruimte, en God, er helemaal voor mij waren.
In het ziekenhuis waar ik werk, ontdekte ik drie jaar geleden dat ik via de wachtkamer van maag-darmziekten binnenkom op het oksaal van de gesloten, maar ‘s avonds niettemin verlichte, kerk. Daar trek ik me quasi elke werkdag na het werk – en soms ook tussendoor – terug om te bidden in die grote ruimte waar niemand anders in geïnteresseerd lijkt. Alsof die ruimte, en God, er helemaal voor mij waren. En zo kreeg ik het gevoel op iets voorbereid te worden. En toen werd ik benoemd tot regionaal.
Maakt dat bidden wat uit? Het grote verschil is de sterkere ervaring van God in mijn leven. Alles wat ik wist of las, dat God liefde is en dat zijn werken wonderlijk zijn, dat Hij mij leidt als een lamp voor mijn voeten, dat ervaar ik nu dagelijks. Het geloof is mooier en echter geworden. Dat zou ik eigenlijk niet meer willen missen.
Dit is een aflevering van onze serie #mijngebedsleven waarin mensen vertellen over hun gebed. Bekijk hier alle afleveringen.
Marc Desmet SJ is regionale overste van de Vlaamse en Nederlandse jezuïeten. Hij studeerde filosofie aan het Centre Sèvres te Parijs, geneeskunde en theologie aan de K.U. Leuven.