Vanaf de tweede eeuw na Christus deden verhalen de ronde over Maria’s jeugd. Ze weerspiegelen de gespannen relatie tussen aloude joodse tradities en de nieuwe christelijke geest. Aflevering 3 van de zomerserie over de figuur van Maria.
De geschriften van het Nieuwe Testament verschaffen ons bijzonder weinig informatie over de persoon van Jezus’ moeder, Maria. De eerste bron die in die behoefte voorziet, is – zo lazen wij in de vorige aflevering – het zogeheten Proto-Evangelie op naam van Jacobus van halverwege de tweede eeuw. Waaraan het zijn gegevens ontleent, blijft een vraag. Puur verzonnen? Of schrijft het op zijn manier theologie? Wil het een gelovige kijk geven op Jezus via zijn moeder?
Als zij drie jaar is wordt zij door haar ouders, Joachim en Anna, naar de tempel gebracht. Zij hadden immers beloofd hun kind aan God toe te wijden. De gelijkenis met de profeet Samuel die door zijn moeder, Hanna, op driejarige leeftijd naar de tempel wordt gebracht, springt in het oog. De kleine Maria zal aan de meisjes worden toegevoegd die in de tempel een godgewijd leven leiden. Zij vervaardigen de priesterlijke gewaden en alles wat vrouwenhanden kunnen maken voor de eredienst.
Maria bewijst haar heiligheid door op de tempelpriester af te rennen zonder naar haar ouders om te zien
Of er zulke meisjes ooit zijn geweest in de oude tempel van Israël, is hoogst onwaarschijnlijk. Wel mannen die hand- en spandiensten verrichtten: de zogeheten tempelhorigen. Is dit dus weer een feministisch trekje van het Proto-Evangelie? Door te beweren dat er ook tempelmáágden waren?
Hoe dan ook, Maria bewijst haar heiligheid door, zodra zij de priester boven aan de trap ziet staan, op hem af te rennen, zonder nog naar haar ouders om te zien. Dit tafereel is in de christelijke kunstgeschiedenis talloze malen afgebeeld.
Veertiende-eeuws mozaïek in Istanbul: Maria’s opgang in de tempel. Achter Maria haar ouders Anna en Joachim, achter hen een maagd met een fakkel. Boven is te zien hoe Maria door een engel gevoed wordt.
Waar wij zo’n drastisch afscheid misschien dramatisch of zelfs tragisch zouden vinden, weten de ouders zich bevestigd in de juistheid van hun keuze. Sterker, toen zij naar Jeruzalem optrokken, had Joachim een stoet van maagden opgeroepen om zijn dochtertje te begeleiden met brandende fakkels: “opdat het kind zich niet omkeert en zich van de tempel verwijdert.” In de tempel wordt Maria door een engel gevoed.
Als ze twaalf is, begint ze te menstrueren. Dan kan ze krachtens de seksuele reinheidsvoorschriften van de joodse Wet niet in de tempel gehandhaafd worden. Er moet uitgezien worden naar een man die in alle eerbied haar maagdelijkheid zal behoeden. Die maagdelijkheid is immers van essentieel belang voor het inzicht dat straks uit haar Jezus geboren zal worden die én mens én God tegelijk was.
Weer valt op, hoe goed de verteller op de hoogte is van de joodse gebruiken. Wil hij laten zien dat Jezus met beide voeten diep geworteld is in het jodendom? Vergeten we niet dat halverwege die tweede eeuw de scheiding tussen de synagoge van de joden en de kerk van de christenen praktisch een voldongen feit was. Het traditionele jodendom moest niets van die Jezusbeweging hebben die heidenen, niet-joden, toeliet als evenwaardige gelovigen. Bovendien hadden de Jezusvolgelingen omwille van die heidenen de 613 geboden van de Farizeeën teruggebracht tot drie. Dat weten we uit het Bijbelboek Handelingen. Dat alles was de joden een doorn in het oog.
Doet het Proto-Evangelie een laatste poging om aloude joodse traditie en nieuwe christelijke geest bij elkaar te houden? Was het dan wel zo verstandig te vertellen dat de vrouw Maria uit onvruchtbare ouders geboren was, net als de grote aartsvaders van het Oude Verbond? En dat omwille van haar het instituut tempelmaagd door de schrijver werd bedacht? Intussen was die tempel weliswaar mét de stad Jeruzalem, zo’n tachtig jaar geleden verwoest. Maar het heimwee naar dat oude centrum van de joodse eredienst maakte de gedachtenis aan de tempel juist extra dierbaar en heilig.
Is het Proto-Evangelie een stem in de discussie over het Oude en Nieuwe Verbond?
Of was het precies andersom? Juist halverwege de tweede eeuw gaan er geluiden op binnen de christengemeenschap om de banden met het Oude Verbond door te snijden. Nu God via Jezus met ‘ons’ een nieuw verbond was aangegaan, was er voor dat oude verbond geen plaats meer. De geschriften van het Oude Testament hadden hun zin verloren, nu de diepere werkelijkheid achter die teksten voorgoed door Jezus was geopenbaard. De grote pleitbezorger van deze stellingname was ene Marcion. Ook vandaag de dag hoor je soms onder gelovigen een echo van die stellingname: “Ik kan wel geloven in de liefdevolle God de Vader van Jezus Christus uit het Nieuwe Testament, maar in de God van de wraak van het Oude Testament geloof ik niet.” Na ampele discussies zal die opvatting als officiële ketterij worden gebrandmerkt: zij behoort niet tot het gedachtegoed van de christenen. Het Oude Testament hoort erbij.
Is het Proto-Evangelie over de kleine Maria een stem in deze discussie?
Volgende week: Maria’s verloving