Een korte reeks beeldmeditaties over mensen op reis. Aflevering 2 van 4: De zin en zinloosheid van kaarten en reisgidsen.
Een jong stel, rugzaktoeristen, in een vreemde stad. Hij: verdiept in de kaart. Zij: verdiept in de reisgids. Hij wil het stratenplan begrijpen, zoekt aanknopingspunten in de verkeersaders, rotondes, metrohaltes. Zij zoekt naar de bezienswaardigheden tussen die punten; welk museum moeten we echt bezoeken, welk park, welke winkelstraat?
Kijk om je heen, geef je ogen en oren de kost.
Ze hebben slechts oog voor hun kaart en gids. De stad waarin die hen moet rondleiden, zien ze niet. Als mensen die zo verdiept zijn in hun misboekje, dat ze de heilige mis vergeten te beleven. Kijk gewoon eens op, zou je hen willen toeroepen. Kijk om je heen, geef je ogen en oren de kost. Dat zegt toch méér dan zo’n Lonely Planet of plattegrond?
Foto: Pedro Ribeiro Simões/Flickr.com (cc)
Maar is dat wel zo? Wat zien ze als ze opkijken? Een vreemde stad. Voorbijrazend verkeer, eindeloze straten die allemaal op elkaar lijken, borden in een vreemde taal. Dat mooie historische bouwwerk blijft verscholen achter lelijke nieuwbouw, het pittoreske parkje laat zich niet vinden.
Zeker, de kaart alléén is niet genoeg, zoals het misboekje de mis niet kan vervangen, en je met de gebruiksaanwijzing van een oven geen brood kunt bakken. Maar is het zo erg om toe te geven, dat we die hulpmiddelen wel degelijk nodig hebben? Dat we soms nu eenmaal bij de hand genomen moeten worden? Dat sommige dingen, ja vaak de wezenlijke dingen, onzichtbaar voor ons blijven, totdat iets of iemand ons er op wijst?