Laat het toch staan, want alleen dan kan het kwetsbare goede groen ook groeien. De Tuinman zal er wel raad mee weten. Een meditatie over het onkruid uit Matteüs 13: 24-30.
Tijdens een zomerretraite trotseerde iemand de middaghitte om onkruid te wieden. Het viel hem op hoe veel er eigenlijk stond. Een onaangenaam voordeel bij een retraite is dat je heel wat onkruid tegenkomt in de tuin van je geestelijk leven: angst, ongeduld, onvervulde verlangens, onverwerkte pijn, onmacht, kwetsbaarheid. En dat kan ontmoedigen. Elke keer als ik stilsta bij mezelf, zie ik dat onkruid woekeren. Het zou mij er van kunnen weerhouden om elke dag een terugblik of levensgebed te doen, of om even te herbronnen. En zo verdroogt mijn tuin onder de hitte van het leven.
Hij merkte op: “Wat is dat eigenlijk: ‘on-kruid’?” Tja, iets dat niet helemaal op zijn plaats staat omdat het een ander plantje niets gunt: geen water, geen ruimte en geen zon. Als je een tijdje in de tuin van je geestelijk leven zit – niet alleen, maar met die tuinman die Jezus heet – kom je plots overal onkruid tegen. Het valt op hoe hoog het staat. Moet ik dat niet allemaal uittrekken vooraleer ik bij God en bij mezelf en bij de ander kan komen? – Neen! Laat het toch staan! zegt hij dan, als ervaren tuinman, die timmerman: Laat beide, graan en onkruid, samen opgroeien (Matteüs 13: 30).
Onkruid vergaat niet en steekt steeds de kop op. Dat geeft niet
Je zou anders de kleine tere plantjes die nog onzichtbaar zijn ermee uit kunnen trekken. In een paar dagen van terugblik en retraite zijn er goede plantjes in je gezaaid. Ze groeien al, ondanks de hitte. Vertrouw daar maar op.
Tot aan de dood zal er in de tuin van ons geestelijk leven onkruid staan, want onkruid vergaat niet en steekt steeds de kop op. Dat geeft niet. Zo ben je mooi en zo is het goed. Je hoeft niet zuiver en puur voor de Heer te komen. Kom zoals je bent. Maar laat groei in je toe, volop. Giet maar veel water, drink uit de Bijbel, kom vaak in die tuin en verzorg die zo goed als je kunt. Wees er graag. Open het hek van je tuin en laat er mensen binnen. Laat vooral de tuinman binnen. Die weet wat je nodig hebt.
In de kerk vind je altijd wel mensen die zeggen: om christen te zijn moet je zuiver zijn, heilig, perfect, volmaakt, zonder onkruid. Maar het onkruid uitroeien? Geef jouw favoriete onkruid een naam, dat helpt meer dan het wieden. Dat doet Jezus ook: hij doet niet alsof hij het onkruid niet ziet, maar hij benoemt het. En hij zegt: laat graan en onkruid samen opgroeien. Dat is onderscheiding: goed onder ogen zien wát er staat, graan en onkruid door elkaar.
Want God kan wonderen doen met mijn onkruid. Hoe meer ik mijn onkruid ken, en ook mijn graan, en beide kan onderscheiden en laten groeien, hoe meer ik mens ben en mede-menselijk. Zeker als ik iemand in zijn geestelijke tuin mag bezoeken en begeleiden.
Erken dus je onkruid, want dat maakt je meer mens.
In de parabel van het onkruid (Matteüs 13: 24-30) gaat het over een vijand die dat onkruid zaait. Ignatius spreekt van de “vijand van de menselijke natuur”. Het valt op dat hij niet zegt: vijand van de goddelijke natuur. Het is een vijand die alles in het werk zal stellen opdat wij minder mens en minder menselijk zijn. Als wij denken puur als de engelen te zijn en zuiver als God, met onze onkruidloze tuin, dan zal onze dierbare vijand dat spelletje meespelen. Maar als wij meer mens en medemens willen zijn, dan zal hij alles doen om dat tegen te werken. Erken dus je onkruid, want dat maakt je meer mens.